28 nov 2016 Nieuws

Rechtspraak inzake dalende overlijdensrisicoverzekering

De Rechtbank Amsterdam heeft in een geschil over de uitleg van de hoogte van een uitkering uit een overlijdensrisicoverzekering een uitspraak gedaan. De rechtbank legt de overeenkomst niet zo uit als eiser dat doet: het beroep op het contra proferentem beginsel wordt verworpen, omdat er geen twijfel in de zin van de wet en richtlijn bestaat over de uitleg. De tussenpersoon is niet aansprakelijk, omdat onvoldoende gesteld is dat de onduidelijkheid die bij eiser bestond te wijten is aan onjuiste of onvoldoende voorlichting door die tussenpersoon.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Klik hier voor de volledige uitspraak

Claim eiser (consument)
Eiser claimt de uitkering ineens (verzekerde som), maar tevens de vervolguitkeringen zoals genoemd in het schema op het polisblad (dalende risicoverzekering)

4.4.
Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzekering aldus moeten worden uitgelegd dat, indien [eiser 1] onverhoopt overlijdt voor de einddatum van de verzekering, er sprake is van een eenmalige uitkering, waarvan de hoogte is gedefinieerd in polisbijlage 1.

4.5.
[eiser 1 en 2 samen] beroept zich in dit verband ook op het contra-proferentem beginsel. Artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding prevaleert de voor de consument gunstigste uitleg. Artikel 5 van de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13/EEG) bepaalt, in gelijke zin, als volgt:

“In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie.”

4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De door [eiser 1 en 2 samen] voorgestane uitleg van het polisblad, kort gezegd, ieder jaar na overlijden een uitkering, is strikt taalkundig niet uitgesloten. [eiser 1 en 2 samen] wijst daarbij met name op de woorden “ en vervolgens ” om aan te geven dat het om een jaarlijkse uitkering zou gaan naast een eenmalige vaste uitkering van € 200.000,00. Ondanks de strikt taalkundige mogelijkheid van een uitleg van de omschrijving van de uitkering op het polisblad op de wijze zoals [eiser 1 en 2 samen] bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om het beding zo uit te leggen als [eiser 1 en 2 samen] voorstaat. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval het beding voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Twijfel (in de zin van artikel 6:238 BW en de richtlijn) over de betekenis van het beding is er niet. Uit artikel 6:238 lid 2 BW en de richtlijn volgt derhalve niet de verplichting om het beding zonder meer zo uit te leggen op de wijze zoals [eiser 1 en 2 samen] dat doet.

4.7.
De primair gevorderde verklaring voor recht ligt derhalve voor afwijzing gereed.

 

Bron: Rechtspraak.nl

Lees ook…

Uitleg levensverzekering; Aard en omvang zorgplicht assurantietussenpersoon

Een assurantietussenpersoon mag in het algemeen afgaan op de juistheid van de door zijn opdrachtgever verstrekte informatie en hoeft die informatie niet steeds zelfstandig op juistheid te controleren, tenzij hij concrete aanwijzingen heeft dat de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is. Van de assurantietussenpersoon mag worden verwacht dat hij de door cliënt verstrekte gegevens nauwgezet bestudeert, voor zover die gegevens van belang zijn voor het door hem te verstrekken advies. De assurantietussenpersoon dient er voor te zorgen dat zijn advies, voor zover redelijkerwijs mogelijk, mede is gebaseerd op de van de cliënt verkregen informatie, stelt Gerechtshof Amsterdam in haar uitspraak.

Annuïtair dalende risicoverzekering en zorgplicht

In het verleden zijn veel hypotheken met beleggingsrekeningen afgesloten. Daarnaast werd dan vaak een annuïtair dalende risicoverzekering bijgesloten. Vanuit zorgplicht is het goed om te kijken in hoeverre de overlijdensrisicoverzekering nog aansluit bij de waarde ontwikkeling van de beleggingsrekening.

Behandeling hypotheekrenteaftrek bij overlijden

Een relatie van ons is overleden. De weduwe blijft met een koophuis en hypotheek achter. Er is wel een overlijdensverzekering gesloten (verpand), maar de geldverstrekker is bereid de uitkering uit de risicoverzekering rechtstreeks aan de weduwe uit te laten keren en niet op de hypotheek in te laten lossen. Heeft dit nadelige gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek en moet er een deel annuïtair worden afgelost?

Kifid: vergoeding wegens onvoldoende aandacht voor overlijdensrisicoverzekering

Een adviseur heeft onvoldoende zorgvuldigheid in acht genomen bij de overname en het beheer van de verzekeringsportefeuille van een consument (klager). Bij de inventarisatie is een niet meer ter zake doende verzekering over het hoofd gezien, waardoor gedurende een aantal jaren de hiervoor verschuldigde premies zijn blijven geïncasseerd. De consument heeft echter ook bijgedragen aan deze ongewenste situatie door haar internetbankrekening niet goed in de gaten te houden. Vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.