5 aug 2022 Nieuws

Geschil over hoogte contractuele rente (hypothecaire) lening

Een beding waarin een maandelijkse rente van 2% is overeengekomen is rechtsgeldig, volgens een beslissing van de rechtbank. Dit terwijl de lening van € 1.080.914,17 bedroeg.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

[eiser} = lener
[gedaagde] = geldverstrekker

[eiser] heeft een agrarisch bedrijf.

[gedaagde] heeft op 15 oktober 2008 een hypothecaire geldlening verstrekt aan [eiser] voor een bedrag van € 550.000,-. De lening is afgesloten voor de duur van een jaar tegen 12% rente per jaar.

De looptijd van de lening is meermaals verlengd, waarbij vanaf 26 oktober 2009 een rentepercentage van 9% per jaar werd gehanteerd. De verschenen rente is, behoudens aflossingen, steeds meegefinancierd.

Op 14 juni 2018 is de lening door [eiser] voor een bedrag van intussen € 1.080.914,17 opnieuw gefinancierd bij [gedaagde]. De financiering is verstrekt tot en met 15 december 2018 tegen 9% rente per jaar. Partijen hebben afgesproken dat dit de laatste financiering zou zijn. In de akte van de herfinanciering is in artikel 6 het volgende opgenomen:

Rente na afloop van oorspronkelijke looptijd

Indien de hoofdsom na afloop van de oorspronkelijk looptijd [15 december 2018, rb] niet (geheel) is afgelost is over de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan een enkelvoudige rente verschuldigd berekend naar twee procent (2%) per maand.’

2%

[eiser] heeft de lening op 15 december 2018 niet afgelost. Op 18 december 2018 heeft [gedaagde] per brief aan [eiser] bevestigd dat [eiser] vanaf 15 december 2018 over de lening een rente van 2% per maand verschuldigd is.

Executiemaatregelen

In november 2020 is [gedaagde] overgegaan tot het treffen van executiemaatregelen om de geldlening te kunnen innen. De executie van de onroerende zaken is uiteindelijk niet doorgegaan, omdat partijen nadere afspraken hebben gemaakt.

Oversluiting

[eiser] heeft de lening bij [gedaagde] in februari 2021 afgelost, waarna de hypotheek is doorgehaald. [eiser] heeft aan [gedaagde] € 1.684.193,92 betaald. Dit bedrag is een optelsom van de hoofdsom van € 1.080.914,17, de executiekosten van € 44.853,60 en de rente van 9% per jaar tot 16 december 2018 en van 2% per maand vanaf 16 december 2018.

Niet onredelijk volgens rechtbank

De rechtbank is het met [eiser] eens dat een rente van 2% per maand voor een hypothecaire lening hoog is. Daar staat echter tegenover dat partijen dit percentage contractueel zijn overeengekomen, enkel voor de situatie dat [eiser] de lening niet aan het einde van de looptijd op 15 december 2018 zou hebben afgelost. Vast staat dat [eiser] bij verschillende banken heeft geprobeerd een financiering te krijgen, maar dat hem dat niet gelukt is. [gedaagde] heeft als privépersoon een lening aan [eiser] verstrekt die, in ieder geval deels, bedrijfsmatig handelde. Deze hypothecaire geldlening werd weliswaar steeds verlengd, maar [gedaagde] heeft al vanaf 2015 aangedrongen op aflossing. Partijen hebben vervolgens in 2018 afgesproken dat de lening nog één keer zou worden verlengd, maar dat deze uiterlijk op 15 december 2018 zou moeten zijn afgelost. In dat licht bezien is de overeengekomen rente van 2% rente per maand na het verstrijken van de overeengekomen laatste termijn niet onredelijk of onaanvaardbaar hoog.

Beslissing

In het licht van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] [eiser] terecht heeft gehouden aan de afspraken zoals neergelegd in de akte van geldlening. [eiser] heeft dan ook niets te veel betaald en [gedaagde] mocht executiemaatregelen treffen en de kosten daarvan verhalen op [eiser]. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.


Bron: Rechtspraak.nl

Downloads

Downloads zijn alleen beschikbaar voor abonnees. Log graag in of neem een abonnement.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

5 aug 2022

Laatst gewijzigd

5 aug 2022