In de zaak die nu voorligt, heeft de bank in augustus 2018 ingestemd met een regeling tegen finale kwijting waarbij de bank een bedrag van € 937,86 (intern) heeft afgeboekt. In overeenstemming met het Algemeen Reglement CKI heeft de bank op dat moment de bijzonderheidscode 3 en de werkelijke einddatum van de overeenkomst laten opnemen in het register. De registratie van de bijzonderheidscode was op dat moment dan ook technisch juist.

Aflossing

Recent heeft de consument besloten om het door de bank afgeboekte bedrag terug te betalen en de consument heeft de vordering alsnog voldaan. Naar het oordeel van de commissie geeft de registratie van de bijzonderheidscodering daardoor nu geen getrouw beeld van de werkelijkheid. Er is immers geen sprake meer van de situatie dat de bank een bedrag heeft moeten afboeken. De combinatie van bijzonderheidscode 3 met een werkelijke einddatum is naar het oordeel van de commissie niet zodanig transparant, dat de bank en andere deelnemers van de BKR daaruit kunnen opmaken dat de vordering alsnog geheel is voldaan. Dat valt niet te verenigen met de beginselen van gegevensverwerking die vastliggen in artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De commissie oordeelt daarom dat bijzonderheidscode 3 moet worden verwijderd.

Beslissing

Doordat de consument recent het door de bank afgeboekte bedrag van € 937,86 alsnog heeft terugbetaald, is de commissie van oordeel dat de registratie van bijzonderheidscode 3 geen getrouw beeld meer van de werkelijkheid geeft. Er is immers geen sprake meer van de situatie dat de bank een bedrag heeft moeten afboeken.

De commissie oordeelt daarom dat bijzonderheidscode 3 moet worden verwijderd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Bron: Kifid