Partners SER onderhandelen weer

Ten eerste zou de indexatie van de AOW-uitkeringen moeten worden gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de levensverwachting. Dit houdt in dat AOW-uitkeringen, net als nu, moeten blijven meestijgen met de gemiddelde loonontwikkeling. De stijging van de levensverwachting (van gemiddeld een maand per jaar) moet straks met die indexatie worden 'verrekend'. Hierdoor vallen AOW-uitkeringen lager uit. Ouderen moeten dan langer doorwerken om hun staatspensioen op peil te houden. Een andere optie is om de levensverwachting aan de AOW-leeftijd te koppelen. 'Dan krijg je hetzelfde resultaat als bij koppeling aan de indexatie.'

 

Het tweede punt is de flexibilisering van de AOW. Ouderen die langer aan het werk blijven, krijgen dan een hogere AOW-uitkering. Deze 'participatieprikkel' zou de schatkist alleen al 0,1% van het bruto binnenlands product (bbp) opleveren. De derde pijler is dat de AOW-uitkering van ouderen met alleen AOW of een gering aanvullend pensioen dient te worden opgeplust. Dat moet hen is staat stellen nog steeds op hun 65ste te stoppen met werken.

 

De drie elementen moeten volgens bronnen worden gecombineerd met afspraken over besparingen op aanvullende pensioenen, bijvoorbeeld door pensioenregelingen te versoberen of opbouwpercentages te verlagen. Ook kan worden gesneden in onder meer de arbeidskorting voor ouderen en de AOW-tegemoetkoming.

 

De alternatieven, die de SER nog tot 1 oktober mag aandragen moeten 0,7% van het bbp, oftewel 4 miljard euro opbrengen, vergelijkbaar met wat de optrekking van de AOW-leeftijd naar 67 jaar oplevert. Het Centraal Planbureau rekent door of dit met lukt.

 

Bron: Het Financieele Dagblad, 25-09-2009