Een erflaatster overlijdt op 25 februari 2008. Tot haar nalatenschap behoort onder meer een woning. De WOZ-waarde daarvan is 287.000 euro (waardepeildatum 1 januari 2007). In juni 2008 wordt de woning verkocht voor 327.400 euro en vervolgens op 8 juli 2008 geleverd.
De erven geven de woning in de aangifte successierecht aan voor een waarde per overlijdensdatum van 253 000 euro. Zij baseren deze waarde op een taxatierapport van 21 maart 2008 waarin de onderhandse verkoopwaarde van de woning vrij van huur en gebruik is vastgesteld op dit bedrag . De inspecteur wijkt af van de aangifte en stelt de waarde van de woning per overlijdensdatum vast op de verkoopprijs van 327.400 euro. De erven gaan vervolgens in beroep.
Volgens de Successiewet dient de waarde van een woning te worden bepaald naar de waarde in het economisch verkeer op het tijdstip van de verkrijging. Daaronder moet worden verstaan: “De prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de woning meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed.”
De rechtbank beslist dat de in juni 2008 gerealiseerde verkoopprijs van 327.400 euro als een onder normale omstandigheden tot stand gekomen verkoopprijs moet worden aangemerkt. Nu die verkoopprijs korte tijd (3,5 maand) na overlijdensdatum tot stand is gekomen, dient deze prijs voor de waardering van de woning per overlijdensdatum als uitgangspunt te worden genomen.
Gelet op dit korte tijdsverloop moeten de erven aannemelijk maken dat de waarde van de woning per overlijdensdatum lager is dan de gerealiseerde verkoopprijs. Volgens de rechtbank slagen zij hier niet in.
Bron: Pleinplus, 13-11-2009
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99