In zijn uitspraak oordeelt het hof dat zich geen uitzondering voordoet op de strakke regel die hiervoor geldt. De Vereniging heeft zich beroepen op een rapport dat is gebaseerd op gegevens die voor het overgrote deel al bekend waren voordat de Vereniging op 7 september 2006 haar vorderingen bij de memorie van grieven in hoger beroep formuleerde. De Vereniging heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken dat sprake is van nieuwe feiten die een eiswijziging in deze fase van de procedure kunnen rechtvaardigen. Het hof heeft de eiswijziging daarom geweigerd.
Het betreft hier een tussenuitspraak die alleen gaat over de door de Vereniging verzochte eiswijziging. De hoofdprocedure betreft een zogenaamde collectieve actie van een vereniging bestaande uit deelnemers die met Aegon overeenkomsten hebben gesloten onder de productnaam ‘Sprintplan’.
De eiswijziging door de Vereniging
In hoger beroep geldt in beginsel de regel dat de partij die hoger beroep instelt maar één keer de gelegenheid heeft zogenaamde grieven tegen het vonnis van de rechtbank aan te voeren. Dat moet zij in een schriftelijk processtuk – de memorie van grieven – doen. Een ‘grief’ is elke reden of elk argument dat wordt aangevoerd om het hof te bewegen een andere beslissing te nemen dan de rechtbank heeft gedaan. Een verandering of vermeerdering van eis geldt ook als een grief. De gedachte achter de regel is dat het geschil tussen partijen niet onnodig mag worden opgerekt. Op die regel bestaan uitzonderingen. Eén van die uitzonderingen is dat voorkomen moet worden dat de rechter een oordeel geeft op grond van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken feiten. In dat geval zou immers mogelijk een nieuwe procedure gestart moeten worden en dat kost tijd en geld. Er is echter géén reden om een uitzondering te maken als de feiten waarop de eiswijziging is gebaseerd, al veel eerder bekend waren, maar de eisende partij die feiten niet eerder naar voren heeft gebracht, terwijl dit wel had gekund.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99