Op grond van artikel 17 van de WW ontstaat voor de werknemer recht op uitkering indien hij in 36 weken onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van werkloosheid (de referteperiode) in ten minste 26 weken als werknemer arbeid heeft verricht en daarmee voldoet aan de zogenoemde referte-eis.
In artikel 3, eerste lid, van de WW is bepaald dat de natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat, werknemer is. Op grond van artikel 5, aanhef en onder d, van de WW kunnen regels worden gesteld op grond waarvan ook als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die tegen beloning persoonlijk arbeid verricht en wiens arbeidsverhouding niet op grond van artikel 3 van de WW als dienstbetrekking wordt beschouwd, doch hiermee maatschappelijk gelijk kan worden gesteld.
Op grond van artikel 8, eerste lid, onder e, van het Besluit wordt niet als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die werkzaam is in een arbeidsverhouding die in overwegende mate wordt beheerst door een familieverhouding.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat gelet op de zeer jonge leeftijd van de dochter van appellant geen sprake kan zijn geweest van een gezagsverhouding tussen de dochter en appellant tijdens het verlenen van de zorg door appellant. Gelet hierop was er geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de zin van artikel 3 van de WW.
Bron: LJN: BY3908, Centrale Raad van Beroep , 11/5790 WW
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99