Een goed werkgever dient onder meer te zorgen voor een behoorlijke verzekering van werknemers die voor hun werk een motorvoertuig besturen. Als de werkgever dit nalaat, kan de werknemer de schade die hij lijdt omdat er voor hem geen verzekeringsuitkering volgt, op de werkgever verhalen. Dit geldt ook in een zaak waarbij een zzp-er een eenzijdig verkeersongeval overkomt. Hij raakt daarbij ernstig gewond. Op het moment van het ongeluk rijdt hij in de bedrijfsauto van zijn opdrachtgever. Hij claimt de schade met een beroep op het ‘goed werkgeverschap’-artikel. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat diezelfde zorgplicht ook geldt voor zzp-ers die van de werkplek (in dit geval de auto) gebruikmaken. Het ligt dus voor de hand dat de verzekeringsplicht die ten opzichte van werknemers in het verkeer geldt, ook van toepassing is op zzp-ers
De rechtbank is het met die redenering niet eens en stelt dat de verplichting van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW moet worden gezien als de uitwerking van voor het arbeidsrecht relevante verhoudingen en ontwikkelingen. Art. 7:611 BW is echter niet primair geschreven als artikel waarop een aansprakelijkheid kan worden gegrond. Het artikel moet worden gezien als een aanvulling c.q. beperking op de in het arbeidsrecht geldende verhoudingen.”
Er is tussen de opdrachtgever en de zzp-er geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De rechtbank komt de zzp-er tegemoet door terug te grijpen naar een ander artikel, namelijk art. 7:658. Dit artikel beoogt bescherming te bieden aan personen die zich, wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met de werknemer vergelijkbare positie bevinden. “De ratio van dit artikel is, dat de vrijheid van degene die een bedrijf uitoefent om te kiezen voor het laten verrichten door werknemers of door anderen, niet van invloed behoort te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt.” De zzp-er dient (bij de uitvoering van een opdracht) qua zorgplicht voor de veiligheid dus in dezelfde positie te verkeren als een werknemer.
Dit geldt in de situatie waarin de zzp-er de keuze niet had om de werkzaamheden met zijn eigen (wel goed verzekerde) auto uit te voeren, maar verplicht was de bedrijfsauto (zonder inzittendenverzekering) te gebruiken. Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid vloeit voort dat de werkgever een adequate verzekering voor de zzp-er had moeten afsluiten. Als de zzp’er wel de keuze had om de werkzaamheden met zijn eigen auto of de bedrijfsauto uit te voeren, is van belang of de zzp’er er van op de hoogte kon zijn dat voor de bedrijfsauto geen inzittendenverzekering was afgesloten, zodat hij het risico bij gebruik van de bedrijfsauto had kunnen afwegen.
Bron: Rechtspraak
Redactie: De eiser werd door de rechtbank (nog) niet in het gelijk is gesteld in zijn eis jegens de verzekeraar, omdat "nader onzerzoek en bewijslevering" nodig is bij bepaalde vragen. De rechtbank is wel van mening dat de zzp-er bij de uitvoering van een opdracht qua zorgplicht voor de veiligheid in dezelfde positie dient te verkeren als een werknemer.
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99