Auto van de zaak en WIA

"De Wet ULB heeft tot doel de verschillen in het loonbegrip tussen het loon voor de loonheffing en het loon voor de werknemersverzekeringen weg te nemen en zo te komen tot een uniform loonbegrip. Dit geldt voor alle aspecten van het loon voor de werknemersverzekeringen, dus voor de premieheffing, de vaststelling van het dagloon voor uitkeringen en het loon dat wordt verrekend met uitkeringen.

In de memorie van toelichting van het voorstel van wet is aangegeven dat de wijzigingen voor- en nadelen kunnen hebben. Ook is expliciet ingegaan op het feit dat de wijzigingen onmiddellijke werking hebben (Kamerstukken 32131, nr 3, pagina 12).

De toenmalige staatssecretaris Financiën is in zijn brief aan de Tweede Kamer over de evaluatie van de Wet ULB (Kamerstukken 32131, nr 27, pagina 20-21, 26 april 2013) uitgebreid ingegaan op de gevolgen van de uniformering van het loonbegrip en de onmiddellijke werking daarvan.

In het algemeen overleg naar aanleiding van de evaluatie van de Wet ULB is deze situatie eveneens aan de orde geweest. Bij het VAO evaluatie Wet ULB van 12 november 2013 is door Knops/Omtzigt (CDA) een motie ingediend met verzoek om de inkomenseffecten te repareren. Deze motie is op 19 november 2013 verworpen.

De betrokken personen ondervinden als gevolg van de uniformering van het loonbegrip een verlaging van hun inkomen, doordat de waarde van het privégebruik auto van de zaak als inkomen in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van hun uitkering. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de uniformering van het loon waardoor dit loonelement ook tot het loon voor de werknemersverzekeringen wordt gerekend, net zoals het tot het loon voor de loonheffing wordt gerekend. Er is voor gekozen om geen enkel onderscheid te maken naar gelang het moment waarop de auto voor het eerst ter beschikking is gesteld. Indien dit wel het geval zou zijn, zou discoördinatie ontstaan tussen het loon voor de heffingen en het loon voor de uitkeringen.

Uit voorgaande blijkt dat de kwestie op verschillende momenten onderdeel is geweest van overleg en besluitvorming. Ik begrijp dat de betrokkenen hierdoor geraakt worden, maar ik zie geen nieuwe feiten of onverwachte gevolgen. Ik zie daarom geen aanleiding om op de eerdere besluitvorming terug te komen."

Bron: Rijksoverheid