Vermogensgrens
De wettelijk te regelen vrijlating strekt zich uit tot een totaal aan opgebouwd pensioenvermogen in de derde pijler van € 250.000. Onverlet de genoemde
gemeentelijke beoordelingsvrijheid wordt van de betrokkene verlangd dat deze het eventuele meerdere, niet vrijgelaten pensioenvermogen te gelde maakt alvorens een beroep op bijstand te doen.
Het bedrag van € 250.000 komt overeen met een bedrag dat op de pensioendatum voor degene zonder andere pensioenvoorzieningen benodigd is voor een aanvullend pensioen ter hoogte van een AOW-uitkering. Dat bedrag is macro gezien het gemiddelde pensioen dat in aanvulling op de AOW wordt ontvangen. Een ruimere vrijlating om een hoger aanvullend pensioen te kunnen behouden, zou niet passen bij het vangnetkarakter van de bijstand.
Toetsingsperiode
Een pensioenvoorziening in de derde pijler komt in aanmerking voor deze bescherming voor de vermogenstoets als deze voorziening ten minste vijf jaar
voorafgaand aan de bijstandsaanvraag is getroffen en dat in elk van deze vijf jaar ten minste enige inleg heeft plaatsgevonden. Deze voorwaarde beoogt het risico te verminderen dat degenen die rekening houden met een toekomstig beroep op bijstand, gelden in een pensioenvoorziening onderbrengen om deze buiten de vermogenstoets te brengen.
Download "Kamerbrief bescherming pensioenopbouw zelfstandigen voor vermogenstoets in de bijstand" (pdf, 4 pagina's)
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99