Zowel de Rechtbank als het Hof zijn van mening dat de uitkering in het jaar van het verzoek tot afkoop zijn genoten.
Jaar van genieten van de uitkering
Het Hof is van oordeel dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en maakt dat oordeel tot de zijne. In aanvulling overweegt het Hof – in antwoord op wat belanghebbende in het hogerberoepschrift aan de orde heeft gesteld – nog het volgende.
In artikel 3.146, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is, voor zover van belang, bepaald dat aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen, termijnen van lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit een inkomensvoorziening – voor zover niet anders is bepaald – worden geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn:
a. ontvangen;
b. verrekend;
c. ter beschikking gesteld;
d. rentedragend geworden of
e. vorderbaar en inbaar geworden.
Nu gesteld noch gebleken is dat [A] N.V. in 2011 niet in staat zou zijn een eventuele afkoop van een levensverzekering uit te keren, is het Hof van oordeel dat de Inspecteur – op wie in dezen de bewijslast rust – met zijn verwijzing naar de acceptatie van de afkoop van de levensverzekering in 2011 en de opdracht tot uitbetaling in dat jaar, aannemelijk heeft gemaakt dat de uitkering in dat jaar vorderbaar en inbaar was. De stelling van belanghebbende dat artikel 3.146 van de Wet IB 2001 een rangorde kent, vindt geen steun in het recht.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668