Inkomensbestanddelen worden in de sociale zekerheid bruto verrekend, dus vóór aftrek van de ZVW-bijdrage en vóór de aftrek loonheffing.
Download Kamerbrief (Word, 2 pagina's)
Klik hier voor uitspraak Rechtbank
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 34, eerste lid, van de WW is bepaald dat inkomen geheel in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering. Op grond van het tweede lid van artikel 34 van de WW wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat onder inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan. Deze regels zijn neergelegd in het AIB.
4.2.
Voor het bepalen van het inkomen, als bedoeld in artikel 34 van de WW, wordt op grond van artikel 3:5, eerste lid, aanhef en onder a, van het AIB tot het inkomen gerekend: een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de leeftijd van: 65 jaar.
4.3.
Het derde lid van artikel 3:5 van het AIB luidt: “In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt niet tot het inkomen gerekend de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voor zover die uitkering door de uitkeringsgerechtigde voor het intreden van de werkloosheid werd ontvangen en die betrekking heeft op een eerder verlies van arbeidsuren.”
4.4 Appellante wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv de inkomsten uit haar prepensioen ten onrechte in mindering heeft gebracht op haar WW-uitkering omdat de uitzondering van artikel 3:5, derde lid, van het AIB op haar van toepassing zou zijn.
Bron: Rijksoverheid / Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99