Klik hier voor de volledige uitspraak.
Het geschil spitste zich toe op de vraag of de koopprijs van een onroerende zaak (in dit geval: het referentieobject) de waarde daarvan weergeeft op het tijdstip waarop de koopovereenkomst is gesloten of op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt.
Het Hof heeft vooropgesteld dat wanneer een belastingplichtige een onroerende zaak koopt, ervan kan worden uitgegaan dat de door hem betaalde prijs de waarde van de onroerende zaak weergeeft, tenzij de partij die zich daarop beroept feiten en omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft.
Naar het oordeel van het Hof geeft die prijs de waarde weer op het tijdstip waarop de koopovereenkomst wordt gesloten. Het Hof heeft daartoe overwogen dat aangenomen mag worden dat partijen zich bij het bepalen van de prijs laten leiden door de op dat moment geldende marktomstandigheden. Uiteraard houden zij er rekening mee dat de onroerende zaak op een later tijdstip zal worden geleverd, maar dat brengt niet mee dat de overeengekomen prijs de waarde van de onroerende zaak op het (overeengekomen) tijdstip van levering representeert. Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst kunnen partijen immers niet bekend zijn met de marktomstandigheden op dat toekomstige tijdstip, aldus nog steeds het Hof.
Koopprijs = WOZ waarde?
Niet als algemene regel kan worden aanvaard dat de overeengekomen koopprijs voor een onroerende zaak gelijk is aan de waarde van die zaak op het tijdstip van de levering. Mede uit overwegingen van uitvoerbaarheid is het niettemin toelaatbaar om een dergelijke gelijkstelling als uitgangspunt te hanteren indien (i) de overeengekomen prijs gebaseerd is op de uitgangspunten vermeld in artikel 17, lid 2, Wet WOZ, en (ii) niet meer dan drie maanden zijn verstreken tussen de totstandkoming van de koopovereenkomst en de levering.
Stelplicht en bewijslast
Dit uitgangspunt laat onverlet dat zich in gevallen waarin aan deze voorwaarden is voldaan, bijzondere omstandigheden kunnen voordoen tussen het tijdstip van het sluiten van de koopovereenkomst en het binnen drie maanden daarna gelegen tijdstip van levering waardoor de verkoopprijs niet de in artikel 17, lid 2, Wet WOZ bedoelde waarde op het tijdstip van levering representeert. De stelplicht en bewijslast dienaangaande rusten op degene die zich op dergelijke bijzondere omstandigheden beroept.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99