Maar de Hoge Raad waarschuwt dat als duidelijk wordt dat een opbrengst van 4% (gerekend over een langere periode) niet meer haalbaar is, de wetgever de wet wel moet gaan aanpassen.
In box 3 van de inkomstenbelasting wordt sinds 2001 uitgegaan van een geschatte opbrengst van 4%, waarover 30% belasting wordt geheven. Dat leidt per saldo tot een heffing van 1,2% van de waarde van het vermogen.
Een rendement van 4% kon destijds met gemak worden gehaald. Inmiddels is met name de rente op spaartegoeden veel lager dan 4% - en inmiddels zelfs lager dan de te betalen belasting van 1,2%.
Advocaat-generaal Niessen heeft daarin onlangs aanleiding gevonden om een zeer kritisch advies aan de Hoge Raad te geven. Hij adviseert om de regeling van box 3 ongeldig te verklaren en de wetgever een termijn te geven waarbinnen hij die regeling moet aanpassen.
Hof
Voor het Hof was in geschil, kort gezegd, of de vermogensrendementsheffing van box 3 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP) omdat de heffing voor belanghebbende leidt tot een buitensporig hoge last. Belanghebbende voerde daartoe aan dat de woning niet wordt verhuurd zodat geen sprake is van behaald rendement waarover belasting kan worden geheven.
Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99