De onderhavige aangifte wordt niet volgens een verplicht ‘toetscriterium’ geselecteerd om inhoudelijk te worden beoordeeld door een specialist en een dergelijke beoordeling heeft in dezen ook niet plaatsgevonden. Evenmin vinden voordat aanslagen als de onderhavige worden vastgesteld – op aselecte wijze geselecteerde – controles plaats op de handmatig ingevoerde gegevens.
Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur bevoegd was om de te weinig geheven belasting van belanghebbende na te vorderen. De berekening van de navorderingsaanslag als zodanig is niet in geschil.
Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van een bij de (primitieve) aanslagregeling gemaakte fout in de zin van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: AWR), op grond waarvan navordering mogelijk is.
Een geval als het onderhavige, waarin een (primitieve) aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld als gevolg van het door een administratief medewerker intoetsen van een bedrag van € 37.713 in plaats van het in de aangifte vermelde bedrag van € 37.713.473, is aan te merken als een “schrijf-, overname- of intoetsfout” of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Het is immers volstrekt onaannemelijk dat de bewuste ambtenaar bij de aanslagregeling heeft willen afwijken van hetgeen in de aangifte stond vermeld of dat deze handeling overigens is terug te voeren op een bewust door de inspecteur genomen beslissing. Er is alsdan geen sprake van een verzuim dat voortvloeit uit een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de (omvang van de) belastingplicht of van een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht (zogenoemde beoordelingsfouten), maar van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat deze ambtenaar wilde bij de aanslagregeling (i.c. het conform de aangifte vaststellen van de aanslag) en wat daadwerkelijk in het aanslagbiljet is vastgelegd.
Daaraan doet niet af dat (het gevolg van) de fout mogelijk had kunnen worden voorkomen door de hulp van een andere organisatie voor de werkzaamheden rond de aanslagregeling in te roepen, bijvoorbeeld door (meer) inzet van ICT-middelen, een controle achteraf of door te werken met het ‘vierogenprincipe’.
Is de fout belanghebbende redelijkerwijs kenbaar?
Navordering als bedoeld in artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, AWR kan uitsluitend plaatsvinden indien de fout belanghebbende redelijkerwijs kenbaar was. Een fout is in elk geval redelijkerwijs kenbaar, indien de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent bedraagt van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting.
Hof
Gelet op het vooroverwogene is het Hof van oordeel dat sprake is van een fout in de zin van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de AWR, op grond waarvan navordering mogelijk is. De inspecteur was dan ook bevoegd om de te weinig geheven belasting van belanghebbende na te vorderen.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: Rechtspraak.nl
Update: 17/8/2017:
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99