In het kader van de echtscheiding heeft verevening van wederzijdse pensioenrechten plaatsgevonden. Aan zijn advocaat in de echtscheidingsprocedure heeft belanghebbende in april 2011 een bedrag van € 20.000 betaald. Belastingplichtige heeft deze kosten opgevoerd als aftrekpost voor verkrijging of behoud van inkomen.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een woning in eigendom en spaartegoeden naar algemeen aanvaarde maatstaven zijn aan te merken als pensioenvoorzieningen en dat de kosten die hij heeft gemaakt tot inning, verwerving of behoud daarvan daarom dienen te worden gekwalificeerd als aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen.
In artikel 3.108, eerste volzin, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) is bepaald dat aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen de daarop drukkende kosten zijn, voor zover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. In de artikelen 3.100 tot en met 3.107 van de Wet wordt omschreven wat onder belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen moet worden verstaan, inclusief de algemene en specifieke uitbreidingen daarvan, alsmede de vrijstellingen en uitgezonderde uitkeringen.
Geen van deze wetsartikelen bevat een bepaling op grond waarvan vermogensbestanddelen als woningen en spaartegoeden zouden kunnen worden gekwalificeerd als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet. De ter zake van de toedeling van die vermogensbestanddelen in de echtscheidingsprocedure gemaakte advocaatkosten zijn derhalve niet gemaakt tot verwerving, inning of behoud van uitkeringen en verstrekkingen, zodat de door belanghebbende beoogde aftrek op grond van de Wet niet mogelijk is.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99