Gerechtshof Amsterdam stelt vermogensrendementsheffing aan de kaak

Aan de hand van een rekenmodel kan uitgerekend worden hoeveel de te betalen vermogensrendementsheffing in Box 3 wordt. Update: BP2020, maar 2017/2018/2019 kunnen hierin ook berekend worden.

Naar het oordeel van de rechtbank is de vermogensrendementsheffing van box 3 op het niveau van de regelgeving ook voor het jaar 2015 niet in strijd met artikel 1 van het EP. Eerder hebben diverse rechtbanken dit ook al beslist over de jaren 2012/2014 en de Hoge Raad over de jaren 2010 en 2011.

Staatssecretaris E. Wiebes heeft gereageerd op Kamervragen over de ongevraagde voorlopige aanslag 2017 en de vermogensrendementsheffing.

Net als de rechtbanken Zeeland-West-Brabant en Noord-Nederland heeft ook de belastingkamer van de rechtbank Noord-Holland de vermogensrendementsheffing over spaartegoeden in een proefproces in stand gelaten. Inmiddels zijn er ook Kamervragen gesteld over de vermogensrendementsheffing (nog niet beantwoord).

De belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een proefproces de vermogensrendementsheffing over spaartegoeden in box 3 in stand gehouden voor de jaren 2013 en 2014. Bij de heffing wordt uitgegaan van een zogenaamd forfaitair rendement van 4%. Dit is een fictief percentage aan rendement waarover belasting betaald moet worden. Voor dit proefproces waren door de Belastingdienst onder meer twee zaken geselecteerd waarin belastingplichtigen stelden dat in de jaren 2013 en 2014 het forfaitaire rendement van 4% teveel afwijkt van het rendement dat daadwerkelijk behaald kan worden.