Indien uiterlijk 25 april 2017 de akte waarin het pand en de schuld aan de man worden toebedeeld niet zal zijn verleden, machtigt de man reeds nu voor alsdan de vrouw om mede namens hem het pand te koop aan te bieden aan [woonstichting] Woonstichting en al het mogelijke te doen om tot verkoop en levering aan genoemde stichting te komen.
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. De omstandigheid dat de eisende partij lang heeft stilgezeten, kan bij die afweging een rol spelen, en de omstandigheid dat een rechtsvraag in geschil is waarop het antwoord niet evident is, kan leiden tot behoedzaamheid bij de toewijzing van de gevraagde voorziening, maar deze omstandigheden kunnen noch ieder voor zich noch in onderlinge samenhang het oordeel rechtvaardigen dat de eisende partij geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening (meer) heeft. Evenmin zijn die omstandigheden op zichzelf voldoende voor het oordeel dat de eisende partij, door een vordering in kort geding in te stellen, handelt in strijd met de eisen van een goede procesorde.
Een vaststellingsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst in de zin van artikel 6:213 BW, ook indien ingevolge het bepaalde in artikel 7:901 BW voor het tot stand komen van de vaststelling geen nadere (uitvoerings)handelingen zouden zijn vereist (Kamerstukken II 1982/83, 17 779, nr. 3, p. 36). Een essentiale van de vaststellingsovereenkomst is dat zij wordt gesloten ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of een geschil tussen partijen. Hiervan is in deze zaak sprake; tussen partijen was immers een verdelingskwestie in geschil.
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen zich jegens elkaar aan een vaststelling omtrent hetgeen rechtens tussen hen geldt, ook voor zover deze toestand mocht afwijken van de tevoren tussen hen bestaande rechtstoestand (art. 7:900 BW).
Het hof is van oordeel dat de man voldoende tijd alsook gelegenheid heeft gehad tot nakoming van de op hem rustende verplichtingen. Zo is de man op 6 juni 2017 door [woonstichting] geïnformeerd over de terugkoopprocedure (productie 2 bij dagvaarding), heeft [woonstichting] op 3 juli 2017 een terugkoopaanbod gedaan aan partijen (productie 3 bij dagvaarding), is door [woonstichting] een terugkoopovereenkomst opgesteld (productie 4 bij dagvaarding) en is een conceptkoopakte (die zich niet bij de stukken bevindt) door [woonstichting] op 14 augustus 2017 per e-mail aan de vrouw en per gewone post aan de man gezonden (productie 5 bij dagvaarding).
Desondanks is tot op heden door de man niet kenbaar meegewerkt aan de terugkoop door [woonstichting] . Het hof heeft immers niet kunnen vaststellen dat thans het recht van erfpacht inmiddels is overgedragen aan [woonstichting] . De vrouw verkeert daarmee nog immer in een onverdeelde eenvoudige gemeenschap met de man en is nog steeds hoofdelijk verbonden voor de hypothecaire schuld.
De vordering van de vrouw wordt toegewezen (levering aan woonstichting)
Bron: Rechtspraak
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99