Partijen hebben nagelaten een deugdelijke berekening op basis van inkomen en vermogen van kredietnemer te maken van tot welk bedrag zij verantwoord kon lenen stelt de Rechtbank.
Niet in geschil is dat [eiseres] de aan de kredieten verbonden (rente)verplichtingen niet (geheel) uit haar inkomen kon voldoen. In die situatie gold in de periode van verstrekking van de kredieten (2006) als uitgangspunt dat de bank diende na te gaan of de consument de lasten voor het overige met voldoende zekerheid zou kunnen en willen voldoen uit zijn vermogen, en daarbij rekening diende te houden met inteereffecten. Als de geleende gelden zouden worden belegd, en de opbrengst van die beleggingen nodig was om aan de betalingsverplichtingen uit hoofde van het krediet te voldoen, diende de bank naast de veronderstelde opbrengsten ook de risico’s van de belegging in haar onderzoek te betrekken. De zorgplicht van de bank om te waken tegen overkreditering bracht verder mee dat de bank de consument over de resultaten van haar onderzoek diende te informeren op een zodanige wijze dat de consument kon beoordelen of hij de verplichtingen uit de kredietovereenkomst zou kunnen (blijven) dragen. Het onderzoek dat de bank moet verrichten naar de inkomens- en vermogenspositie van de consument is geen zelfstandige verplichting, maar een middel om eventuele overkreditering te kunnen vaststellen, met andere woorden: er is alleen sprake van overkreditering als - in dit geval - [eiseres] de verplichtingen uit de kredieten daadwerkelijk niet kon dragen
De geldverstrekker heeft voorgerekend dat zij destijds (dus aan de hand van de gegevens waar de bank vanuit ging) meende dat zij de hypotheek van €600.000,- aan [eiseres] kon verstrekken omdat [eiseres] uit de overwaarde van het pand in [plaats] (volgens de bank € 350.000,-) jaarlijks een beleggingsrendement kon verkrijgen van € 18.500,-, uitgaande van een rendement van 5%. Dit is evenwel niet toereikend voor de jaarlijkse netto hypotheeklasten van (12 maal € 1.680,- =) € 20.160,-. De geldverstrekker lijkt verder te (veronder)stellen dat [eiseres] voor het overige dan van haar inkomen op bijstandsniveau zou moeten (kunnen) leven. Ook in die (veronder)stelling gaat de rechtbank niet mee; in het tussenvonnis is immers reeds overwogen dat het jaarinkomen van [eiseres] veel te laag was om van te leven.
Op de overwaarde van € 350.000,- die de bank tot uitgangspunt neemt, zijn ten onrechte niet de op deze woning rustende hypotheek van afgerond € 45.000,- en de verkoopkosten van € 5.000,- in mindering gebracht.
De rechtbank neemt voorts tot uitgangspunt dat [eiseres] nog over een bedrag van (ten minste) € 200.000,- aan spaargeld kon beschikken (rekening houdend met de € 50.000,- die nodig was om de rente op het overbruggingskrediet te betalen.
Uit de vaststelling dat maximaal een hypotheek met jaarlijkse netto rentelasten van € 15.000,- verantwoord was geweest en dus had mogen worden verstrekt, volgt dat de hypotheek van € 600.000,- die geldverstrekker in werkelijkheid heeft verstrekt, met jaarlijkse netto rentelasten van € 20.160,-, te hoog en dus onverantwoord was. Daarmee is sprake van overkreditering (hetgeen een onrechtmatige daad oplevert), hetgeen betekent dat geldvertrekker gehouden de schade die [eiseres] dientengevolge heeft geleden te vergoeden.
De rechtbank blijft van oordeel dat [eiseres] gezien haar opleidingsniveau en beroep (jurist) in ieder geval enige mate van eigen schuld heeft.
De verklaringen en rapporten die in het geding zijn gebracht en overige omstandigheden van het geval geven wel aanleiding om te oordelen dat de mate van eigen schuld geringer is dan in het geval van een volledig gezond academisch geschoolde persoon.
Dit alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de schade van [eiseres] in beduidend hogere mate het gevolg is van omstandigheden die aan geldverstrekker kunnen worden toegerekend dan aan omstandigheden die aan [eiseres] kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht een billijkheidscorrectie op zijn plaats in die zin dat de eigen schuld van [eiseres] op nihil wordt bepaald en geldverstrekker de volledige schade ten bedrage van € 49.020,- aan [eiseres] zal moeten vergoeden.
De rechtbank
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99