In ruim 90% van de gevallen leidt de inschakeling van het LBIO tot betaling van de kinderalimentatie, ofwel doordat de alimentatieplichtige na interventie van het LBIO weer vrijwillig gaat betalen, ofwel doordat het LBIO de inning van de vordering overneemt. In de overige 10% van de gevallen blijft de betaling van de kinderalimentatie om verschillende redenen toch uit. Volgens het LBIO zijn er op dit moment in totaal ongeveer 2300 gevallen waarin de inning van de kinderalimentatie niet lukt doordat sprake van meerdere schuldeisers die op hetzelfde moment hun vorderingen op de alimentatieplichtige proberen te verhalen. Het LBIO meent dat in deze gevallen preferentie van de kinderalimentatievordering mogelijk een voordeel kan opleveren.
Een nadeel van de introductie van een preferentie voor kinderalimentatievorderingen, is dat dit een ingrijpende verandering brengt in dit wettelijke systeem. Bevoorrechting van de kinderalimentatievordering zal ertoe leiden dat het voor andere schuldeisers – waaronder ook kwetsbare personen kunnen vallen, zoals iemand met een vordering tot schadevergoeding vanwege een veroorzaakt ongeluk - juist weer moeilijker wordt om hun vordering te innen.
Een voordeel van een wettelijk voorrecht voor kinderalimentatie is dat dit voor de alimentatiegerechtigde ouder of het LBIO – als deze de inning heeft overgenomen – betekent dat zij voorrang krijgen bij de inning van de alimentatievordering boven de overige schuldeisers. Als er meerdere schuldeisers zijn die hun vordering proberen te innen, maakt de alimentatiegerechtigde ouder met voorrang aanspraak op betaling en heeft hij/zij daarmee een grotere kans de alimentatie te ontvangen. Als de achterstallige alimentatie op die manier sneller wordt ingelopen, heeft de alimentatieplichtige als voordeel dat hij te maken krijgt met minder kosten. Zoals ik hierboven al opmerkte, brengt het LBIO voor de inning van de achterstallige kinderalimentatie immers kosten in rekening. Preferentie bij de invordering kan mogelijk tot gevolg hebben dat het LBIO de inning niet hoeft over te nemen of eerder kan beëindigen.
Een wettelijk voorrecht helpt bijvoorbeeld niet als de alimentatieplichtige zijn vermogen – waarop de schuldeisers bij de inning van hun vordering verhaal zouden moeten kunnen halen – verduistert of anderszins weg houdt van zijn schuldeisers.
Bron: Rijksoverheid
Op grond van artikel 1:392 lid 1, sub a BW zijn ouders op grond van bloed- of aanverwantschap gehouden tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen. Ingevolge artikel 1:400 lid 2 BW zijn overeenkomsten nietig waarbij van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien.
De rechter toetste aan de beperkende werking van artikel 6:2 lid 2 BW: de vraag of verrekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verrekening met kinderalimentatie wordt in beginsel onaanvaardbaar geacht, nu dit ten koste van de kinderen gaat, tenzij er voldoende draagkracht overblijft om te voorzien in de kosten van de kinderen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668