Een flexibele AOW-leeftijd maakt het stelsel zeer complex voor de burger en de uitvoering, waardoor er een speciale zorgplicht voor de overheid zou ontstaan bij het keuzeproces om te voorkomen dat ouderen langdurig in armoede vervallen. Daarnaast zijn er nadelige grote budgettaire effecten op de korte termijn en wordt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verslechterd.
Allereerst wordt uitgegaan van een lager kortingspercentage dan het actuarieel neutrale percentage van 6,5% dat op CPB-cijfers is gebaseerd. In het ESB-artikel wordt uitgegaan van een lager percentage, namelijk 5,36%. Dit lagere kortingspercentage van 5,36% zou gebaseerd zijn op de sterftetabel van het Actuarieel Genootschap. Het lagere kortingspercentage heeft een beperkt effect op het aantal maanden dat de AOW naar voren kan worden gehaald.
Daarnaast wordt in het ESB-artikel uitgegaan van een lager sociaal minimum.
Voorts wordt in het ESB-artikel uitgegaan van de veronderstelling dat de overdraagbaarheid van de heffingskortingen in het sociaal minimum in 2035 volledig zal zijn afgebouwd.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er bij een flexibele AOW-leeftijd meer ruimte ontstaat voor het naar voren halen van de AOW als men uitgaat van een lager sociaal minimum. Tegelijk moet geconstateerd worden dat op grond van het SEO-onderzoek dan nog aannemelijker wordt dat een flexibele AOW de keuze niet zal beïnvloeden omdat mensen niet op het (dan lagere) sociaal minimum terecht willen komen. Ook blijft de conclusie uit het SEO-onderzoek actueel dat het grote merendeel van de mensen nu al flexibel kan omgaan met de pensioeningangsdatum door gebruik te maken van de mogelijkheden die de tweede pijler hen biedt. Daarmee blijft de toegevoegde waarde van een flexibele AOW voor burgers zeer beperkt.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99