Uit artikel 303 Fw vloeit voort dat rente niet is verschuldigd en niet kan worden geverifieerd tenzij er sprake is van een van de twee uitzonderingen, namelijk als deze kan worden voldaan door de schuldenaar uit de door hem toekomende, buiten de boedel vallende inkomsten of als de rente kan worden voldaan uit de opbrengst van de zekerheden. Deze uitzonderingen doen zich niet voor, daarom is schuldenaar met ingang van de dag waarop de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is verklaard (1 april 2014) tot en met de datum waarop de verkoopopbrengst van de verhypothekeerde woning aan geldverstrekker is uitgekeerd (5 januari 2016), geen rente verschuldigd (een bedrag van € 20.020,72) over de vorderingen van geldverstrekker op schuldenaar.
Tussen geldverstrekker en schuldenaar is een overeenkomst van geldlening gesloten, waarvoor pand- en hypotheekrechten zijn gevestigd. Op de overeenkomst van geldlening zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 12 van die algemene voorwaarden omvat een imputatieregel, dat voor zover relevant gelijk is aan artikel 6:44 lid 1 BW. Toepassing van die imputatieregel leidt tot het volgende. Geldverstrekker heeft op 5 januari 2016 na verkoop van de woning van de betrokken notaris een bedrag van € 100.003,35 ontvangen. Volgens de imputatieregel wordt de netto-executieopbrengst eerst toegerekend aan de op dat moment verschenen rente, een bedrag van € 38.352,62. Van dat bedrag maakt deel uit een vanaf de toelatingsdatum schuldsaneringsbedrag tot en met de dag van ontvangst van de executieopbrengst verschenen rente, een bedrag van € 20.020,72.
Het hof overweegt als volgt. Tussen schuldenaar en geldverstrekker is een overeenkomst van geldlening gesloten, die door pand en hypotheek wordt gedekt. Pand- en hypotheekhouders blijven op grond van artikel 299 lid 3 Fw in verbinding met artikel 57 lid 1 Fw in de schuldsaneringsregeling hun separatistenpositie1 behouden. Het wettelijke uitgangspunt is dan ook dat de schuldsaneringsregeling niet werkt ten aanzien van vorderingen die door pand en hypotheek zijn gedekt. Geldverstrekker kon daarom haar rechten uitoefenen alsof er geen wettelijke schuldsaneringsregeling op schuldenaar van toepassing was. De wettelijke en contractuele rechten, verplichtingen en bevoegdheden worden in beginsel niet geraakt door deze regeling. Geldverstrekker heeft terecht gesteld dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 328 lid 2 FW/128 FW. Die artikelen zijn niet van toepassing, omdat geldverstrekker haar rechten als separatist heeft benut.
Volgens de contractuele imputatieregel wordt de (verkoop)opbrengst van de verbonden goederen eerst toegerekend aan de verschuldigde rente en dan aan de verschuldigde hoofdsom. Het uitspreken van de schuldsaneringsregeling brengt daarin in beginsel geen wijziging. De bewindvoerder heeft weliswaar gesteld (grief 3 in incidenteel hoger beroep) dat bij executie er geen sprake zou zijn van betaling, zodat de imputatieregel geen toepassing vindt. Dit standpunt is echter onjuist, omdat uit artikel 3:297 BW voortvloeit dat aan de tenuitvoerlegging van een executoriale titel dezelfde rechtsgevolgen worden verbonden als aan een vrijwillige nakoming van de uit die titel blijkende verplichting tot die prestatie. Dit artikel kent een ruim toepassingsgebied, in die zin dat in beginsel vrijwillige en afgedwongen prestaties gelijkwaardig zijn aan elkaar.
Artikel 303 lid 1 Fw bepaalt dat de schuldenaar vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling geen wettelijke of bedongen rente verschuldigd is. De schuldsaneringsregeling werkt echter niet ten aanzien van vorderingen die door pand en hypotheek zijn gedekt, behalve voor zover die vorderingen niet op de verbonden goederen verhaald kunnen worden.
Dit houdt in dat de schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling, zolang de woning nog niet is verkocht, de hypotheekrente verschuldigd blijft (artikel 57 Fw jo artikelen 3:248 lid 1 en 3:268 lid 1 in verbinding met artikel 3:244 en 3:263 BW). De schuldsaneringsregeling werkt immers niet ten aanzien van die vordering. Als na de verkoop van het verhypothekeerde goed (uitwinning van de zekerheden), nog een ongedekte restantvordering resteert, valt die wel onder de werking van de schuldsaneringsregeling. In dat geval is er immers geen sprake meer van een door pand en hypotheek gedekte vordering. Over die vordering is overeenkomstig artikel 303 lid 1 Fw geen rente meer verschuldigd, maar zoals hiervoor omschreven, wel pas vanaf het moment dat de pand en hypotheekrechten zijn uitgewonnen.
De na datum toepassing van de schuldsanering verschuldigde rente tot aan de datum uitwinning was opeisbaar geworden en daarmee is ook deze rente als verschenen aan te merken. In overeenstemming met de imputatieregel worden op de opbrengst eerst de kosten, dan de verschenen rente en vervolgens de hoofdsom in mindering worden gebracht.
Bron: Rechtspraak.nl
1Separist
De schuldeiser (pandhouder, hier geldverstrekker) kan met voorrang boven de 'gewone' schuldeisers diens vordering innen.
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99