Bovenvermelde bezwaarschriften hebben betrekking op de vraag of de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi naar haar aard in strijd is met artikel 1, eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP EVRM), zonder dat in geschil is of sprake is van een schending van de fair balance op grond van een individuele en excessieve last. De vraag ziet op de vermogensrendementsheffing zoals deze tot en met 2016 is vastgelegd in artikel 5.2, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gaat dus alleen om de vraag of de box 3-heffing op spaarsaldi zodanig is dat deze op stelselniveau in strijd zou komen met artikel 1 EP EVRM. De persoonlijke en individuele omstandigheden van de belastingplichtige spelen hierbij geen rol.
De Hoge Raad is van oordeel dat het destijds door de wetgever in het forfaitaire stelsel van box 3 voor een lange reeks van jaren veronderstelde (nominale) rendement van 4% voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau niet meer haalbaar was zonder dat belastingplichtigen daar (veel) risico voor hoeven te nemen. Dit oordeel wil nog niet zeggen dat de box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Daarvoor is nog vereist dat belastingplichtigen voor de jaren 2013 en 2014 worden geconfronteerd met een zogenoemde buitensporig zware last. Gelet op de overwegingen over de haalbaarheid van het 4% rendement en de buitensporig zware last oordeelt de Hoge Raad dat de heffing van box 3 op stelselniveau een schending van artikel 1 EP EVRM vormt, als het nominaal gemiddeld rendement dat zonder (veel) risico’s haalbaar is lager is dan 1,2% (4% van 30%). Wanneer sprake is van een dergelijke schending van artikel 1 EP EVRM op stelselniveau dan levert dit een rechtstekort op waarin niet kan worden voorzien zonder op stelselniveau keuzes te maken. Nu deze keuzes niet voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet zijn af te leiden, past de rechter ten opzichte van de wetgever terughoudendheid bij het voorzien in zo’n rechtstekort op stelselniveau, aldus de Hoge Raad. Voor ingrijpen van de rechter op stelselniveau is in beginsel dus geen plaats. Het gevolg is dat de Hoge Raad de aanslagen inkomstenbelasting in stand laat.
Volledigheidshalve merk ik op dat de vraag of een individuele belastingplichtige in strijd met artikel 1 EP EVRM wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last buiten het bereik van de massaalbezwaarprocedure valt.
Gelet op voornoemd oordeel van de Hoge Raad doe ik bij deze voor alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften collectief uitspraak op bezwaar.
Ik wijs de bezwaarschriften af en handhaaf de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting.
De inspecteur
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99