Belanghebbende is woonachtig in een eigen woning te [Z] . Deze woning is in de aangifte IB/PVV 2016 (de aangifte) verantwoord in box 1. Op de woning rustte op 1 januari 2016 een hypotheekschuld van € 140.914. Op 28 januari 2016 heeft belanghebbende de hypotheekschuld volledig afgelost door aanwending van haar spaartegoeden.
Belanghebbende verzet zich niet tegen de hoogte van het in artikel 5.2 van de Wet IB 2001 opgenomen forfaitaire rendement van 4%, doch uitsluitend tegen de wijze waarop de rendementsgrondslag wordt bepaald, meer in het bijzonder het hanteren van een peildatum als basis voor de berekening van de rendementsgrondslag. Belanghebbende stelt dat nu zij op 28 januari 2016 een bedrag van € 140.764 heeft aangewend ten behoeve van het aflossen van de hypotheekschuld, gedurende een periode van ruim elf maanden slechts een bedrag van
€ 65.018 heeft kunnen renderen. Het forfaitaire rendement in box 3 in het onderhavige jaar bedraagt volgens belanghebbende dan ook geen € 8.243 maar € 3.054. Nu belanghebbende op basis van de aanslag € 2.472 (30% x €8.243) aan inkomstenbelasting box 3 is verschuldigd, wordt zij geconfronteerd met een belastingheffing van 81% (81% x €3.054 = €2.473) over het forfaitaire rendement. De belastingheffing vormt daarmee, naar de mening van belanghebbende, een individuele en buitensporige last.
Voor de vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting box 3 over het gehele jaar 2016, wordt uitgegaan van de hoogte van het box 3-vermogen op de peildatum 1 januari 2016. Box 3-vermogensmutaties, positief dan wel negatief, na de peildatum zijn bij het vaststellen van de belastingschuld over het desbetreffende jaar in beginsel niet van belang. Dit is inherent aan de keuze van de wetgever. De situatie van belanghebbende, waarin zij er voor heeft gekozen de spaartegoeden gedurende het jaar aan te wenden, wijkt niet wezenlijk af van de situatie van andere belastingplichtigen met box 3-vermogensmutaties. Van een last die zich in het geval van belanghebbende sterker laat voelen dan in het algemeen is in het onderhavige geval dan ook geen sprake. Dat de keuze van belanghebbende om de hypotheekschuld op haar eigen woning af te lossen legitiem was, doet hier niet aan af.
Het Gerechtshof stelt de belastingplichtige in het ongelijk.
Bron: Rechtspraak.nl
Redactie Fintool: Soortgelijks als bovengenoemde uitspraak kan ook gebeuren bij een gesplitste aflossing (bijvoorbeeld eind december / begin januari) om gebruik te maken van de jaarlijkse ruimte (kalenderbasis) boetevrij aflossen). Wijs uw relatie hier op in voorkomende gevallen.
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668