[naam borg] is op [datum faillissement] failliet verklaard, welk faillissement op 13 november 2018 is opgeheven wegens gebrek aan baten.
Geldverstrekker X heeft belanghebbende in november 2018 gesommeerd tot betaling van € 80.000,- op grond van de borgtochtovereenkomst. In reactie op deze sommatie heeft belanghebbende op 29 november 2018 een minnelijke regeling voorgesteld, inhoudende betaling van € 4.000,- tegen finale kwijting. Dit aanbod is door Y namens geldverstrekker X aanvaard op 8 februari 2019. Belanghebbende heeft op 21 februari 2019 de betaling verricht.
Met een brief van 21 mei 2019 heeft geldverstrekker X aan belanghebbende meegedeeld dat bijzonderheidscode 3 (een afboeking van een bedrag van € 250,- of meer) is geregistreerd in het CKI met als ingangsdatum 21 februari 2019.
Het doel van de kredietregistratie is blijkens de wetsgeschiedenis tweeledig: enerzijds het beschermen van consumenten tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. Betalingsachterstanden of andere onregelmatigheden die ontstaan tijdens de looptijd van een kredietovereenkomst, worden in het CKI vermeld met bijzonderheidscoderingen, in het geval van belanghebbende dus de coderingen A (achterstand), 2 (vordering opgeëist) en 3 (een afboeking van een bedrag van € 250,00 of meer).
Als de verwerkingsverantwoordelijke het bezwaar niet honoreert, kan de betrokkene de rechter zo nodig om een doeltreffende voorziening vragen (artikel 79 AVG en artikel 35 UAVG). De rechter toetst of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen (het tweeledige doel van de kredietregistratie) in dit specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene (overweging 69 AVG).
De verwerkingsverantwoordelijke zal aannemelijk moeten maken dat in dit concrete geval zijn belangen zwaarder wegen dan de belangen van de betrokkene. Het volstaat niet om in het algemeen te wijzen op de wettelijke plicht tot het deelnemen aan een stelsel van kredietregistratie of op het maatschappelijke belang daarvan. Ook is het niet voldoende om zich op de regels van het AR (bijvoorbeeld dat een code vijf jaar blijft staan) te beroepen; het AR is geen wettelijke regeling en zij geldt in beginsel slechts tussen het BKR en de aangesloten financiële instellingen.
Wel geven deze regels, die zijn gepubliceerd, aan eenieder inzicht in de wijze waarop het BKR en de aangesloten financiële instellingen uitvoering willen geven aan de hun in artikel 4:32 Wft opgedragen taak. In zoverre dragen zij bij aan de rechtszekerheid en kunnen kredietaanbieders deze tot uitgangspunt nemen, maar zij zullen zich niet (louter) achter dat uitgangspunt kunnen verschuilen en, afhankelijk van de uitkomst van de eerder genoemde toets, in voorkomend geval ervan moeten afwijken.
Geldverstrekker X wordt niet gevolgd in haar stelling dat ook met een BKR-registratie een hypothecaire geldlening kan worden verkregen, omdat het algemeen bekend is dat een negatieve BKR-registratie meebrengt dat niet of slechts zeer moeilijk een hypotheek kan worden verkregen. Het zou hypotheekverstrekkers sieren als zij de registraties in het BKR zouden zien zoals deze zijn bedoeld, te weten als waarschuwing, en vervolgens zelf zouden beoordelen of de achterliggende reden voor de registratie aanleiding moet zijn om geen financiering te verstrekken, maar de praktijk leert dat dit niet of vrijwel nooit gebeurt en hier – kennelijk, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen – ook niet.
Bij de afweging van de oorzaak van het faillissement en financiële positie van belanghebbende, stelt de voorzieningenrechter dat de onderhavige negatieve BKR-registratie het doel van kredietregistratie voorbij schiet. De registratie ziet op de opeising van een borgtocht voor een zakelijke lening. Met problematische schuldenproblematiek heeft dit niets van doen. Ook van onverantwoord (financieel) gedrag van belanghebbende als ondernemer is niet gebleken. Mede gelet op de door belanghebbende in het geding gebrachte inkomensgegevens van hem en zijn vrouw is de negatieve BKR-registratie niet nodig ter beperking van financiële risico’s bij kredietverlening aan belanghebbende en is het evenmin nodig om overkreditering en andere problematische schuldsituaties (waarvan niet is gebleken dat die zich in het verleden ooit hebben voorgedaan) voor belanghebbende te voorkomen. De conclusie luidt dat geldverstrekker X niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval de belangen van het handhaven van de coderingen in het CKI zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij verwijdering ervan.
De BKR registratie dient dan ook verwijderd te worden.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99