In het faillissement van een «gewone schuldenaar» geeft de vaststelling van de hoogte van een onbetaald gelaten vordering doorgaans weinig problemen. In geval van een faillissement van een verzekeraar spelen evenwel vaak complicerende factoren. Als voorbeeld kan worden genoemd een pensioenverzekering op grond waarvan de polishouder periodiek premies betaalt en de verzekeraar bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd gedurende de resterende levensduur van de begunstigde periodiek een bedrag aan hem dient te voldoen. Wat is de hoogte van de vordering indien de verzekeraar tijdens de looptijd van die verzekering failliet wordt verklaard?
Artikel 131, vierde lid, van de Fw, bepaalt bijvoorbeeld dat één van de factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de omvang van de te verifiëren vordering het «kansgenot» is. Voor het geval van het faillissement van een levensverzekeraar is er aanleiding om dat begrip in te kleuren. Zo is de omvang van de uitkering – en daarmee van de vordering in faillissement – afhankelijk van het antwoord op vragen als «is de polishouder op het moment van de overeengekomen uitkering, bijvoorbeeld op het moment van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, naar verwachting nog in leven?» en «hoe lang zal de polishouder naar verwachting nog in leven zijn na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd?».
In artikel 7 is geregeld hoe de vordering van een verzekering, niet zijnde een beleggingsverzekering waarbij alle premies reeds zijn betaald, wordt berekend.
In artikel 8 is bepaald hoe de vordering uit hoofde van een beleggingsverzekering met stellige uitkering en een rendementsgarantie wordt berekend.
Dit artikel heeft betrekking op zowel premiebetalende als niet-premiebetalende beleggingsverzekeringen zonder gegarandeerde ondergrens.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668