Tussen partijen is niet in geding dat er in 2002 een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij zowel Consument als haar inmiddels overleden echtgenoot hoofdelijk verbonden zijn voor de geldlening.
Dit heeft tot gevolg dat de Bank in beginsel beide partijen kan aanspreken tot het terugbetalen van de geldlening. Zowel Consument als haar inmiddels overleden echtgenoot hebben hierdoor ieder de plicht tot nakoming van het geheel.
De beneficiaire aanvaarding van de erfenis maakt dat niet anders.
Beneficiaire aanvaarding (artikel 4:192 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), ook wel aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving genoemd, betekent dat de erfgenaam (in dit geval Consument) niet met haar "eigen" vermogen aansprakelijk is voor de schulden van de nalatenschap (artikel 4:184 lid 2 BW). Schuldeisers van de erflater kunnen zich dan alleen verhalen op goederen die tot de nalatenschap behoren.
Consument was echter op het moment van beneficiaire aanvaarding al hoofdelijk aansprakelijk voor het terugbetalen van het kredietbedrag en dit is zij dan ook nog steeds. Ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft niet plaatsgevonden.
De vaststellingsovereenkomst van 2014 maakt dat niet anders, nu Consument die overeenkomst onder eigen naam heeft getekend en in die overeenkomst verwezen is naar de in 2001 overeengekomen toepasselijke voorwaarden, waaronder de Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen van geldverstrekker.
Bron: Kifid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99