Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat ervan moet worden uitgegaan dat het regime van de werkkostenregeling in casu niet van toepassing was. Voor wat betreft de aanspraak had de werkgever ervoor gekozen de werkkostenregeling nog niet toe te passen (artikel 39c van de Wet LB 1964). Voor wat betreft de uitkering kan ervan worden uitgegaan dat de verzekeringsmaatschappij geen inhoudingsplichtige was (artikel 6, tweede lid, van de Wet LB 1964) en dat belanghebbende ervoor heeft gekozen de werkkostenregeling niet toe te passen (artikel 10a.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001). Dat betekent dat in het onderhavige jaar nog de vrijstelling geldt voor vergoedingen en verstrekkingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren (artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b, artikel 15, aanhef en onderdeel b, en artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet LB 1964 (tekst 2010)).
Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel n, van de Wet LB 1964 behoren niet tot het loon eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand. Deze vrijstelling bedraagt in casu € 36.415.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat deze vrijstelling slechts eenmaal kan worden toegepast. Hij heeft de vrijstelling verdeeld over de vijf gerechtigden tot de verzekeringsuitkering. Op deze wijze heeft hij van de aan belanghebbende toekomende uitkering € 7.283 vrijgesteld.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668