InleidingIn artikel 38p van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) zijn de fiscale voorwaarden opgenomen voor een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). In het tweede lid van dit artikel is bepaald hoe de waarde van de ODV moet worden uitgekeerd. Uitgangspunt is dat de waarde van de ODV wordt uitgekeerd in een periode van 20 jaar vanaf het bereiken van de AOW-leeftijd. Wordt de eerste ODV-termijn (maximaal vijf jaar) vóór de AOW-leeftijd uitgekeerd, dan wordt de standaard uitkeringsperiode verlengd met de periode gelegen tussen het uitkeren van de eerste ODV-termijn en het bereiken van de AOW-leeftijd. Bij de aanvang van de ODV-uitkeringen, staat de duur van de ODV-uitkeringsperiode in principe vast.
|
Bron: Belastingdienst
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99