Op 11 december 2014 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een overeenkomst gesloten met bekenden over het gebruik van de woning gedurende de uitzending.
Partijen zijn overeengekomen"...Dat de tijdelijke bewoners de woning willen bewaren d.m.v. bewoning voor de duur van deze overeenkomst en daarom met eigenaren de volgende overeenkomst willen aangaan; Dat partijen niet de intentie hebben een huurovereenkomst aan te gaan en evenmin een dienstbetrekking te creëren..."
...
"De tijdelijke bewoners zullen alleen voor het verbruik als in deze overeenkomst omschreven een kostenvergoeding verschuldigd zijn € 250,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen per de 25e van iedere maand. De vaste kosten voor gas en elektra, de kosten voor de onroerende zaakbelasting en de opstalverzekering komen voor rekening van de eigenaren."
...
In zijn arrest van 7 juni 2013 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
...
Van zodanige verhuur aan of gedoogd gebruik van derden is geen sprake in een geval als het onderhavige waarin, naar de in cassatie niet bestreden vaststelling van het Hof, met een derde is overeengekomen dat hij zorg zal dragen dat de woning niet wordt gekraakt, en deze derde, behoudens een beperkte bijdrage in de energiekosten, geen vergoeding hoeft te betalen voor het daarmee gepaard gaande verblijf in de woning en hij de woning zal moeten verlaten zodra de eigenaar dat noodzakelijk acht. Dat die zogenoemde kraakwacht in het kader van de met hem overeengekomen werkzaamheid verblijf houdt in de woning, doet daaraan niet af.
...
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van verblijf door kraakwachters heeft belanghebbende verwezen naar de overeenkomst die met de tijdelijke gebruikers is gesloten. Aan deze overeenkomst is geheel conform de bedoelingen van partijen uitvoering gegeven. In die overeenkomst is overeengekomen dat (i) de tijdelijke bewoners geen huurbescherming hebben, (ii) zij de woning direct moeten verlaten op het moment dat hiernaar gevraagd wordt, (iii) de vaste lasten voor gas en elektra voor rekening komen van belanghebbende en de tijdelijke gebruikers een voorschot van € 250 per maand zijn verschuldigd voor de kosten van het verbruik. Verder zijn belanghebbende en de tijdelijke gebruikers overeengekomen dat belanghebbende en zijn gezin gebruik kunnen maken van de woning indien zij daaraan behoefte hebben. De tijdelijke gebruikers dienden in die situatie elders te verblijven en dit is ook gebeurd. Belanghebbende heeft ook verklaard dat de tijdelijke gebruikers zich ervan bewust waren dat belanghebbende en zijn gezin op elk moment onverwacht konden terugkeren doordat de uitzending vroegtijdig werd beëindigd. Deze verklaringen van belanghebbende zijn door de inspecteur niet weersproken.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst die tussen belanghebbende en de tijdelijke bewoners is gesloten, niet voldoet aan de voorwaarden voor een zogenoemde kraakwacht. De inspecteur verwijst naar het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2013, ook wel aangeduid als ‘het kraakwachtarrest’. De inspecteur is van mening dat de opzegtermijn te lang is, het in een kraakwachtsituatie niet de bedoeling is dat een aanzienlijk deel van de woning wordt gebruikt, de noodzaak tot kraakwacht niet bestond omdat de woning nadien zeventien maanden heeft leeg gestaan, de tijdelijke bewoners een substantieel inkomen hadden, de energiekosten voor rekening van de tijdelijke bewoners hoger waren dan in het kraakwachtarrest, het in onderhavige zaak gaat om een koppel in plaats van een student en het woord ‘kraakwacht’ nergens in de overeenkomst staat vermeld.
De door de inspecteur aanvoerde omstandigheden dat de tijdelijke bewoners (i) een koppel vormen en geen student zijn, (ii) een substantieel inkomen genieten en (iii) bekenden van belanghebbende zijn, acht het hof niet van belang voor de vraag of sprake is van een kraakwachtsituatie. Het hof ziet niet in waarom slechts studenten, onbekenden en mensen met een bescheiden inkomen als kraakwacht kunnen dienen, zoals de inspecteur kennelijk bepleit.
Dat het woord ‘kraakwacht’ niet expliciet voorkomt in de overeenkomst, doet niet af aan het feit dat er sprake kan zijn van kraakwacht. In de aanhef van de overeenkomst is bovendien opgenomen dat de tijdelijke bewoners ‘de woning willen bewaren d.m.v. bewoning’ en in artikel 14 wordt gesproken van ‘bewaringsdiensten’. Verder is overeengekomen dat zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de eigenaar geen andere personen ter (mede)bewoning in de woning mochten worden toelaten. Belanghebbende heeft steeds gesteld dat het uitdrukkelijk de bedoeling was om een kraakwachtovereenkomst te sluiten.
Een opzegtermijn van één maand staat overigens ook niet in de weg aan een kraakwachtsituatie. Door belanghebbende is gesteld en door het hof is ter zitting ook aan de inspecteur voorgehouden dat in kraakwachtsituaties een opzegtermijn van één maand niet ongebruikelijk is. De inspecteur heeft dit ter zitting niet weersproken.
Het hof is van oordeel dat de tijdelijke bewoners als kraakwacht hebben gefungeerd. Dit betekent dat de woning niet ter beschikking is gesteld aan derden en dat de woning een eigen woning is gebleven op grond van artikel 3.111, lid 6, Wet IB 2001.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668