Belanghebbende heeft in 2015 het tuinhuis bij haar eigen woning via onlineplatform Airbnb aan toeristen verhuurd. In 2015 is het tuinhuis in totaal 21 dagen verhuurd. De Inspecteur heeft een navorderingsaanslag aan belanghebbende opgelegd waarin 70% van de verhuuropbrengsten van het tuinhuis op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001 als inkomsten uit eigen woning in aanmerking zijn genomen. Belanghebbende stelde dat de inkomsten uit verhuur onbelast waren. Zowel de Rechtbank als het Hof waren het eens met belanghebbende. De Staatssecretaris heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris voert in middel 1 aan dat, anders dan het Hof heeft geoordeeld, het tuinhuis moet worden aangemerkt als deel van de eigen woning. De A-G betoogt dat het tuinhuis deel blijft van de eigen woning nu ook sprake is van tijdelijke verhuur in de zin van artikel 3.113 Wet IB 2001.
De Staatssecretaris voert voorts in middel 2 aan dat ook de verhuur van delen van de eigen woning belast is in box I op grond van tijdelijke verhuur. De A-G betoogt dat het in overeenstemming met de ratio van artikelen 3.111, lid 7, en 3.113 Wet IB 2001 om ook de kortstondige verhuur van delen van de eigen woning aan te merken als tijdelijke verhuur, en dat de tekst van de wet niet tot een andere lezing noopt. Hieruit volgt dat de verhuurde delen van de eigen woning aan te merken blijven als eigen woning en dat de inkomsten uit verhuur van delen van de woning op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001 zijn belast. Middelen 1 en 2 slagen.
De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond dient te worden verklaard.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668