In geschil is of de verkrijging van de woning is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15 eerste lid, onderdeel g van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR).
Belanghebbende is van mening dat sprake is van een gezamenlijke verkrijging van de woning, doordat de facto een gemeenschap is ontstaan tussen belanghebbende en [B] . De koopsom van de woning is weliswaar voldaan vanuit een bankrekening van [B] , maar dit betrof volgens belanghebbende gezamenlijk vermogen. Dat de woning slechts op naam is gezet van [B] doet hier dus volgens belanghebbende niet aan af.
De inspecteur heeft gesteld dat voor de toepassing van artikel 15 eerste lid, onderdeel g van de WBR er sprake moet zijn van een gezamenlijke verkrijging. Deze gezamenlijke verkrijging is er in dit geval volgens de inspecteur niet omdat de heer [B] de woning op 1 maart 2012 voor 100 procent krachtens koop heeft verkregen. Daarnaast stelt de inspecteur zich op het standpunt dat er geen gemeenschap in de zin van de WBR tussen belanghebbende en de heer [B] is ontstaan.
In dit geval is de woning onder bijzondere titel – krachtens koop – uitsluitend verkregen door [B] . Van een gezamenlijke verkrijging waardoor een gemeenschap in de civielrechtelijke zin is ontstaan, is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake. De omstandigheden dat belanghebbende en [B] hier onderling afspraken over hebben gemaakt en dat de bankrekening, ondanks de tenaamstelling, tot het gezamenlijk vermogen zou behoren, doen daar niet aan af.
De klacht van belanghebbende dat beslissend is wat de samenwonende partners onderling hebben afgesproken, faalt daarom.
Belanghebbende heeft geen recht op vrijstelling van overdrachtsbelasting.
Bron: Rechtspraak
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668