Consument stelt dat de Bank op grond van haar zorgplicht een waarschuwing had moeten geven voor de forse stijging van de vergoeding voor vervroegde aflossing.
De Bank heeft naar aanleiding van dat gesprek Consument aantekeningen meegegeven met daarin de berekening van de verschuldigde vergoeding bij voortijdige beëindiging van de hypothecaire lening er 1 augustus 2019. De vergoeding was berekend op € 3.436,23.
..
Op 4 september 2019 heeft Consument voor de gehele hypothecaire geldlening een voorlopige aflosnota van de Bank ontvangen. De vergoeding voor vervroegde aflossing was berekend op een totaalbedrag van € 5.216,65. Op 10 oktober 2019 heeft Consument de definitieve aflosnota per 1 november 2019 van de Bank ontvangen. De vergoeding voor vervroegde aflossing was daarin berekend op een totaalbedrag van € 9.814,23.
De Commissie begrijpt dat Consument met ‘misleiding’ bedoelt een beroep te doen op vernietigbaarheid van de overeenkomst tot betaling van een vergoeding van € 9.834,28 wegens ‘bedrog’ aan de zijde van de bank. In artikel 3:44 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek staan de voorwaarden genoemd voor het aannemen van bedrog. Degene die onder invloed van bedrog een rechtshandeling verricht, heeft de wil om die rechtshandeling tot stand te brengen. Door misleiding (bedrog) wordt de wil van de handelende persoon op onzuivere wijze gevormd, waardoor sprake is van een wilsgebrek. Om bedrog aan te nemen, moet er sprake zijn van 1. een kunstgreep (een onjuiste mededeling, zwijgen waar spreken een plicht was of een andere kunstgreep), 2. opzet aan de zijde van de bedrieger en 3. causaal verband tussen de kunstgreep en de rechtshandeling.
De Commissie is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van misleiding.
Daarnaast heeft de Bank Consument voldoende erop gewezen dat het definitieve bedrag afhankelijk is van de rentestand op het moment van de daadwerkelijke aflossing.
De klacht van Consument wordt afgewezen.
Bron: Kifid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99