[eiser] is in 2009 begonnen aan de opleiding tot piloot aan de Luchtvaartschool. Deze opleiding heeft hij in 2011 met succes afgerond. [eiser] gaat vervolgens solliciteren naar een functie als piloot in binnen- en buitenland. Hij blijft de nodige vlieguren en oefeningen in vliegsimulatoren maken. Mede als gevolg van de kredietcrisis slaagt hij er niet in een dergelijke functie te vinden.
Bij vonnis van 26 september 2016 heeft de rechtbank Amsterdam de schuldsaneringsregeling krachtens de WSNP op [eiser] van toepassing verklaard. De schuldenlast bestond voornamelijk uit de leningen bij Q.
Bij vonnis van 6 november 2019 heeft de rechtbank beslist dat [eiser] in aanmerking komt voor toekenning van de schone lei.
Niet betwist is dat in dit geval de BKR-registraties feitelijk juist zijn en op goede gronden zijn gedaan. De vraag die partijen verdeeld houdt is of er op dit moment gronden zijn om de registratie vroegtijdig door te halen. Voor de beantwoording van die vraag moet het belang bij continuering van de BKR-registratie worden afgewogen tegen de belangen van [eiser] bij doorhaling.
Het feit dat [eiser] het WSNP-traject in 2019 met een schone lei is geëindigd, dat hij sinds het ingaan van het WSNP-traject geen schulden meer heeft gehad, dat hij inmiddels door een andere baan te vinden een hoger inkomen heeft verworven en – naast zijn fulltime functie – in deeltijd een HBO-studie heeft gevolgd waarin hij volgens zijn verklaring op korte termijn zal afstuderen, zijn alle omstandigheden die – hoe prijzenswaardig ook – niet afdoen aan het bovenbedoelde maatschappelijke belang bij een juiste en volledige registratie van coderingen bij schulden uit het verleden.
In de onderhavige zaak is echter sprake van een bijzondere omstandigheid. Deze is gelegen in de aard en het doel van de leningen waarop de door Q aan het BKR gemelde coderingen betrekking hebben. Immers, de (oorspronkelijke) kredietovereenkomsten tussen partijen zijn gesloten met het oog op het door [eiser] volgen van een opleiding als piloot bij de Luchtvaartschool. Deze kredietovereenkomsten zijn gesloten in een periode waarin dit algemeen een volstrekt normale gang van zaken werd geacht voor aspirant-piloten. Algemeen werd aangenomen dat, zodra het pilotenbrevet eenmaal was verkregen, een functie zou kunnen worden verkregen waarin lonen werden betaald die het de betrokkene mogelijk maakte om de leningen op afzienbare termijn geheel af te lossen. Niet alleen [eiser] , maar ook Q is daar toen (kennelijk) van uit gegaan.
[eiser] heeft gedaan wat van hem mocht worden verlangd door het brevet als piloot te behalen. Onbetwist heeft [eiser] bovendien verklaard dat hij ook nadien de vereiste vlieguren en oefeningen in vliegsimulatoren is blijven maken. [eiser] heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij na het verkrijgen van zijn brevet vele malen heeft gesolliciteerd in binnen- en buitenland naar functies als piloot.
Bovenstaande verwachtingen van beide partijen zijn niet uitgekomen. Voldoende aannemelijk is dat de oorzaak daarvan in belangrijke mate is gelegen in een – in elk geval voor zover het [eiser] betreft – van buiten komende onvoorziene omstandigheid, te weten de kredietcrisis die kort na het aangaan van de kredietovereenkomsten ontstond. Daardoor viel immers wereldwijd veel werkgelegenheid voor piloten weg.
Uit het voorgaande volgt dat er in dit geval samengevat sprake is van een situatie waarin:
Gelet op het voorgaande wordt vooralsnog geoordeeld dat het belang van [eiser] bij verwijdering van de codering zoveel zwaarder weegt dan het belang dat wordt gediend bij handhaving daarvan, dat handhaving van de codering als disproportioneel moet worden aangemerkt.
De BRK registratie dient te worden verwijderd.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99