Verzekeraar heeft met [gedaagde] een aansprakelijkheidsverzekering gesloten. gedaagde] heeft op 28 juni 2018 bij verzekeraar met een beroep op deze verzekering een schademelding gedaan, met het verzoek de door [gedaagde] veroorzaakte schade te vergoeden.
Bij brief van 21 augustus 2018 heeft verzekeraar aan [gedaagde] laten weten de door haar veroorzaakte schade niet te zullen uitkeren. In de brief staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Wij ontvingen op 25 juni 2018 uw schademelding op de aansprakelijkheidsverzekering. U meldde een schade aan het laminaat van de tegenpartij, [naam persoon] . Bij onderzoek naar deze schademelding hebben wij ook uw aanvraag voor deze verzekering bekeken. Gebleken is dat u bij de betreffende aanvraag in strijd met de wet heeft gehandeld. In deze brief leest u hoe wij tot dit standpunt zijn gekomen. Daarnaast wijzen we u op de gevolgen van uw handelen.
Wij keren de schade niet uit, beëindigen uw verzekeringen en nemen uw naam op in een aantal registers.
Waarom handelde u in strijd met de polisvoorwaarden en de wet?
Op 5 april 2017 sloot u een aansprakelijkheidsverzekering en woonverzekering af bij de ING. Wij stellen vast dat u bij het afsluiten van deze verzekeringen onjuiste informatie heeft verstrekt.
U heeft één vraag niet eerlijk beantwoord
Op het aanvraagformulier heeft u de volgende vraag met ‘nee’ beantwoord.
• “Heeft een maatschappij u een verzekering geweigerd of opgezegd, of zijn er beperkende voorwaarden of verhoogde premies aangekondigd dan wel verplicht gesteld?”.
In een brief van de advocaat van verzekeraar aan [gedaagde] van 22 juli 2019 staat – voor zover van belang – vermeld:
“Uit interne informatie van D. schadeverzekering NV., behorende tot de X Group, blijkt dat op 10 juni 2016 uw verzekering bij O B.V. is opgezegd in verband met het niet betalen van de premie.”
Verzekeraar heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 532,- aan hoofdsom en € 96,56 aan buitengerechtelijke kosten. Aan haar vordering heeft verzekeraar – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig jegens verzekeraar heeft gehandeld, door onjuiste informatie te verstrekken bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. [gedaagde] dient de indirecte schade van € 532,- te vergoeden. Deze schade betreft de kosten die verzekeraar heeft moeten maken ter vaststelling van aansprakelijkheid.
Artikel 6:96 lid 2 c BW bepaalt dat als vermogensschade mede wordt aangemerkt de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. De vergoeding strekt ertoe dat de benadeelde ook op het punt van de gemaakte kosten komt te verkeren in de vermogenspositie waarin hij zonder de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis zou hebben verkeerd.
Uit de brief zoals geciteerd onder 2.4 blijkt dat verzekeraar uit interne informatie bekend is geworden met het feit dat een eerdere verzekeraar van [gedaagde] de verzekering heeft opgezegd in verband met het uitblijven van betaling van de premies.
Anders dan in het door verzekeraar overgelegde vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2019 betreft het hier voor verzekeraar intern beschikbare informatie, vallend binnen haar reguliere werkzaamheden. Die informatie is niet alleen intern bekend, maar het betreft ook nog eens gemakkelijk toetsbare informatie. Dat maakt dat het voor de hand ligt dat verzekeraar als verzekeraar dergelijke informatie gedurende het aanvraag-proces al raadpleegt. Dit geldt temeer omdat verzekeraar aan die informatie – zoals blijkt uit haar stellingen in deze procedure – veel gewicht hecht. Het is verzekeraar die ervoor gekozen heeft haar interne informatie niet bij aanvang van de verzekeringsovereenkomst te gebruiken, maar pas nadat een – daarvan volledig losstaande – melding is gedaan. Als verzekeraar ervoor gekozen zou hebben die kosten te maken gedurende het aanvraagproces, dan had zij die kosten niet op [gedaagde] kunnen verhalen. Dan waren het immers kosten die horen bij de normale bedrijfsvoering. Daarbij komt dat de keuze van verzekeraar (om niet aan de voorkant gebruik te maken van de haar intern bekende informatie, maar pas als er een schademelding wordt gedaan) ook betekent dat verzekeraar nu drie jaar lang premie van [gedaagde] heeft ontvangen, terwijl daar geen kosten tegenover hebben gestaan. Had verzekeraar ervoor gekozen die interne informatie eerder te raadplegen, dan zou zij – zo stelt zij zelf – de verzekeringsovereenkomst niet hebben gesloten (en dus geen premie hebben ontvangen). Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, die verzekeraar geraakt hebben in haar vermogenspositie, zoals hiervoor onder 5.1 omschreven.
De vordering van verzekeraar wordt afgewezen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99