In het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd dat banken voor bepaalde soorten fraude wettelijk verplicht zijn om schade te vergoeden. Daarbij gaat het om zogenoemde bancaire fraude: fraude waarbij er sprake is van misbruik van betaalmogelijkheden die de bank aan klanten ter beschikking stelt. Hierbij geldt dat een bank schade niet hoeft te vergoeden als er sprake is van grove nalatigheid door de klant. Om meer duiding te geven aan het begrip ‘grove nalatigheid’, hebben de banken en de Consumentenbond in 2014 een vijftal uniforme veiligheidsregels opgesteld3. Wanneer aan deze vijf veiligheidsregels is voldaan, kan de klant erop rekenen dat zij de schade vergoed krijgt.
Phishing valt niet onder het begrip bancaire fraude. Banken zijn niet bij wet verplicht om schade te vergoeden als de klant de transactie zelf geïnitieerd heeft (de zogenaamde niet-bancaire fraude), zoals het geval is bij spoofing [Er is sprake van spoofing wanneer de crimineel een andere identiteit aanneemt, bijvoorbeeld die van de bank, en op die manier het slachtoffer oplicht.] en in sommige gevallen van phishing. Bij phishing hebben de banken besloten schade in de meeste gevallen wel te vergoeden uit coulance, aangezien er bij veel phishinggevallen geen sprake is van grove nalatigheid op basis van de uniforme veiligheidsregels.
Zoals ik (W.B. Hoekstra) eerder in het mondelinge vragenuur heb gezegd, heeft het mijn voorkeur om afspraken te maken met de banken over de compensatie van slachtoffers bij niet-bancaire fraude. Een van de redenen hiervoor is dat het wijzigen van de wet gepaard gaat met een lange doorlooptijd. Bovendien kan er op die manier makkelijker ingespeeld worden op de actualiteit. Desalniettemin heb ik bij het vragenuur toegezegd om, parallel aan het maken van afspraken met de banken, een juridische verkenning te doen. Ik informeer uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2021.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99