Artikel I, onderdelen B en H, introduceren twee nieuwe artikelen in de Leidraad, respectievelijk 14.4.1a en 19.1.6b, waarin een uitzondering is opgenomen voor de bonus die door zorgaanbieders aan zorgprofessionals wordt verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-192. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verstrekt hiervoor aan de zorgaanbieder een subsidie met als uitgangspunt dat een bonus van € 1.000 netto wordt uitbetaald aan de zorgprofessional. De zorgprofessionals krijgen deze bonus omdat ze tijdens de corona-crisis in de uitoefening van hun beroep een bijzondere prestatie hebben geleverd. Deze bonus kan mogelijk worden getroffen door een derdenbeslag onder de zorgaanbieder, bedoeld in artikel 475, eerste lid, Rv of een vordering op grond van artikel 19, eerste lid van de wet.
Gezien het doel en uitgangspunt van de subsidie vind ik het onwenselijk dat deze bonus onder het derdenbeslag of de vordering valt van de ontvanger. Daarom zijn in de Leidraad deze uitzonderingen opgenomen. De ontvanger zal de bonus van de zorgprofessionals dan ook niet opeisen. Dit schept bovendien duidelijkheid voor de zorgaanbieders als zij worden geconfronteerd met een derdenbeslag of een loonvordering van de ontvanger.
Om te voorkomen dat er rechtsongelijkheid ontstaat tussen zorgprofessionals die de bonus al hebben ontvangen en nog moeten ontvangen, wordt aan deze bepalingen terugwerkende kracht toegekend naar het moment dat de subsidie op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 aangevraagd kon worden, te weten 1 oktober 2020. Eventuele bonussen, waarvoor deze uitzondering geldt, die na oktober 2020 aan de ontvanger zijn afgedragen op grond van een derdenbeslag of een loonvordering, zullen door de ontvanger worden gerestitueerd aan de zorgprofessionals.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99