Het onbetaald ouderschapsverlof in de Wet arbeid en zorg komt toe aan werknemers met eigen kinderen, kinderen die zijn erkend, geadopteerde kinderen, pleegkinderen en stiefkinderen. In het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof was hier nog onvoldoende rekening mee gehouden.
Met deze tweede nota van wijziging worden de bepalingen die waren geformuleerd voor werknemers ten aanzien van geadopteerde kinderen meer algemeen geformuleerd waardoor ze ook gaan gelden voor werknemers met andere kinderen mits het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen.
Daarbij is ten aanzien van meer dan één kind op hetzelfde tijdstip dezelfde systematiek gevolgd als reeds is opgenomen in artikel 6:1, tweede lid. In onderdeel B, onder 3, is opgenomen dat de werknemer bij de aanvraag voor de uitkering van het betaald ouderschapsverlof moet verklaren wanneer hij duurzaam de opvoeding van het kind, dat niet zijn biologisch kind is, als zijn eigen kind op zich heeft genomen en met ingang van welke datum hij het ouderschapsverlof en de uitkering wil laten ingaan. De documenten waaruit e.e.a. blijkt moeten bij de aanvraag worden gevoegd.
Met onderdeel B, onder 2, is de verjaringstermijn van een aanvraag voor een uitkering in verband met ouderschapsverlof verlengd tot 1 jaar en 3 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag. Dat betekent dat als de aanvraag nog binnen de gestelde termijn is ingediend dat de uitkering wordt toegekend over de volledige periode waarin recht bestaat op uitkering. Hiermee worden situaties voorkomen waarin wel wordt voldaan aan de aanvraagtermijn, maar vanwege verjaring alsnog niet de volledige uitkering kan worden toegekend.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99