De commissie stelt vast dat een rechtsgeldige overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, zoals bedoeld in artikel 7:400 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW). In artikel 7:401 BW is bepaald dat de adviseur de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Dit komt in de praktijk neer op de zorg die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag worden verwacht. Het uitgangspunt is dat de adviseur aansprakelijk is voor de negatieve gevolgen van het gegeven advies, als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur een dergelijk advies niet zou hebben gegeven. In verband daarmee is de adviseur ertoe gehouden om voldoende duidelijke en juiste informatie te verstrekken, waardoor de consument in de gelegenheid wordt gesteld om een goed geïnformeerde en verantwoorde keuze te maken en zelfstandig een beslissing te nemen om het gegeven advies al dan niet op te volgen.
De commissie volgt in dit geval de stelling van de consument dat de adviseur de opdracht tot dienstverlening niet had moeten aannemen. Hierbij is van belang dat de consument op dat moment zijn inkomen in buitenlandse valuta ontving en zijn partner nog in de proeftijd van een tijdelijk arbeidscontract verkeerde. De adviseur heeft ter zitting verklaard dat de hypotheekaanvraag ‘een flinke kluif’ zou worden en dat ze ‘zouden kijken of ze het rond zouden kunnen krijgen’. Naar het oordeel van de commissie kwalificeert een dergelijke insteek niet als een inspanningsverplichting, aangezien het voor de adviseur duidelijk had moeten zijn dat de kans dat een geldverstrekker een hypothecaire geldlening (onder die omstandigheden) aan de consument zou verstrekken zo goed als nihil was. Dat de adviseur desalniettemin de opdracht heeft geaccepteerd en hiervoor een (niet-gereduceerd) tarief van € 2.925,00 in rekening heeft gebracht, acht de commissie onaanvaardbaar. Dat de adviseur zijn factuur met € 1.000,00 heeft gematigd, doet hieraan niet af. De adviseur dient naar het oordeel van de commissie zijn factuur verder te matigen.
De commissie merkt op dat de consument ter zitting heeft verklaard dat de adviseur wel een nuttige opmerking heeft gemaakt met betrekking tot het te verwachten pensioen. De consument heeft dus wel baat gehad bij de dienstverlening van de adviseur. De commissie oordeelt daarom dat de adviseur een tarief van € 500,00 in rekening mag brengen en voor het meerdere een creditnota aan de consument moet sturen.
Bron: Kifid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99