Het CAK int eigen bijdragen voor geleverde zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
Circa 5.500 van de 29.000 AOW-gerechtigden hebben een DGL-registratie.
De huishoudsamenstelling is één van de elementen waarop een eigen bijdrage Wet langdurige zorg (Wlz) of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) wordt gebaseerd. Het is daarom belangrijk dat mensen die als duurzaam gescheiden leven (DGL) worden geregistreerd bij de SVB, dit doorgeven aan het CAK. Het CAK is er lange tijd vanuit gegaan dat dat ook gebeurde. Dat is ook de reden dat er geen structurele bestandsvergelijking noodzakelijk leek. Echter uit de behandeling bij het CAK van klacht- en/of bezwaarzaken en andere contacten met cliënten en signalen uit de uitvoering kwam naar voren dat dit niet altijd het geval is. Het CAK heeft deze discrepantie geanalyseerd met als resultaat een bestandsvergelijking met de SVB die dit jaar voor het eerst is uitgevoerd. Deze bestandsvergelijking wordt inmiddels maandelijks uitgevoerd.
Kan de minister aangeven waarom een fractie van de groep AOW-gerechtigden die hiervoor (DGL) in aanmerking komt, voor deze optie gekozen heeft?
Alle gehuwden waarvan één van de partners in een zorginstelling wordt opgenomen, wordt deze mogelijkheid geboden. De SVB informeert deze cliënten per brief over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen om de hogere AOW voor ongehuwden te ontvangen. Het ontvangen van de hogere AOW voor ongehuwden kan voordelige maar ook nadelige financiële gevolgen hebben, zoals een hogere eigen bijdrage voor de Wlz, of een lagere toeslag. De SVB wijst cliënten op de mogelijkheid dat een keuze voor de DGL-status financiële gevolgen kan hebben. De SVB kan echter geen advies geven over individuele financiële gevolgen omdat de gevolgen per persoon verschillend zijn en de SVB niet over de benodigde informatie (inkomen en vermogen) beschikt. Slechts 20% van de cliënten kiest ervoor om het hogere alleenstaande AOW-pensioen te ontvangen. Onbekend is waarom 80% van de cliënten er niet voor kiest om als DGL te worden aangemerkt. Hier kunnen financiële overwegingen een rol spelen, maar ook emotionele overwegingen, waarbij partners niet als duurzaam gescheiden willen worden gezien, terwijl ze gehuwd zijn. Daarbovenop komt dat emotionele gebeurtenissen, zoals een opname van een partner in een zorginstelling, het doenvermogen van mensen onder druk zet. En juist deze gebeurtenis vraagt mensen om in actie te komen en zich te laten informeren over de mogelijke gevolgen van de DGL-keuze.
Er zijn twee soorten eigen bijdragen, de zogenaamde hoge eigen bijdrage en de lage eigen bijdrage. Beide hebben een eigen berekeningssystematiek. Voor opname in een instelling betaalt de cliënt de hoge eigen bijdrage, tenzij een van de uitzonderingssituaties van toepassing is. Een van deze uitzonderingssituaties is het hebben van een thuiswonende partner. Indien een van de uitzonderingssituaties van toepassing is, betaalt de cliënt de lage eigen bijdrage. Indien een cliënt de keuze maakt voor DGL wordt de hoge eigen bijdrage toegepast.
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het individuele inkomen, het individuele vermogen, de leeftijd, de leveringsvorm van de zorg en de huishoudsamenstelling. Een DGL-registratie en de gevolgen daarvan zijn altijd individueel. Cliënten die DGL geregistreerd zijn bij de SVB, ontvangen beiden het alleenstaande AOW-pensioen (70% van het netto-referentieminimumloon (cf. Wet minimumloon, Wml) in plaats van het AOW-pensioen voor gehuwden (50% van het Wml). Het verschil tussen de bruto AOW-uitkering voor alleenstaanden (€ 1.346,52) en gehuwden (€ 914,46) is € 432,06 per maand bij een volledige AOW-opbouw. Voor een paar AOW-gerechtigden dat als DGL is geregistreerd, ligt de AOW-uitkering dus maximaal € 864,12 hoger.
Bij het veranderen van een gezamenlijke naar een gescheiden huishouding verandert ook de hoogte van de eigen bijdrage. Bij een gezamenlijke huishouding, betaalt de cliënt, op basis van het van toepassing zijn van een uitzonderingssituatie, de lage eigen bijdrage (minimaal € 171,40 en maximaal € 899,80 per maand). Bij het voeren van een gescheiden huishouding vervalt de uitzonderingssituatie en moet de cliënt de hoge eigen bijdrage (maximaal € 2.469,20 per maand) betalen.
In tien procent van de gevallen bleek het moeten betalen van de hoge eigen bijdrage niet op te wegen tegen het financiële voordeel van het hogere alleenstaande AOW-pensioen. Alhoewel de gevolgen per individu verschillen is deze keuze in het algemeen nadelig, indien de cliënt die is opgenomen in een instelling een hoog inkomen heeft.
De termijnen om de eigen bijdrage te herzien, liggen vast in de artikelen 3.3.1.5 en 3.3.1.6 van het Besluit langdurige zorg en de artikelen 3.5 en 3.6 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Hieruit volgt dat de wettelijke termijn tot herziening is gemaximeerd tot 36 maanden. Op grond van de bevoegdheden in de voornoemde artikelen kan het CAK de herzieningstermijn verkorten naar twaalf maanden in verband met ernstige tekortkomingen of vertragingen. Daarnaast kan het CAK uit eigen beweging of op aanvraag van de cliënt, bij het voordoen van de genoemde situaties de termijn verkorten tot ten hoogste een maand of besluiten dat de herziene bijdrage niet verschuldigd is in bijzondere of voor de cliënt verzwarende omstandigheden. Deze wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt in de “Beleidsregels CAK inkorten termijnen of niet verschuldigd zijn eigen bijdrage Wlz en Wmo 2015”. Hierin zijn enkele criteria opgenomen om eventuele naheffingen te beperken. Het CAK heeft met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de genoemde beleidsregels vastgesteld dat in deze casuïstiek sprake was van bijzondere of voor de cliënt verzwarende omstandigheden. Op basis hiervan vindt het CAK dat de gevolgen voor de cliënten geminimaliseerd dienen te worden wat i.c. betekent dat deze cliënten geen eigen bijdrage verschuldigd zijn en geen naheffing zullen ontvangen.
Als de naheffing zou plaatsvinden zou het gaan om totaalbedragen per cliënt in hoogte variërend van een paar honderd euro tot in uitzonderlijke gevallen enkele tienduizenden euro’s.
Maar het CAK heeft dus besloten, gezien de bijzondere verzwarende omstandigheden voor de cliënten, de financiële gevolgen volledig te beperken, dat wil zeggen dat er aan geen enkele cliënt een naheffing wordt opgelegd.
Tip, zie ook Rekentool HetCAK + FAQ
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668