De commissie heeft ten aanzien van beide incidenten geoordeeld dat gelet op de feiten en omstandigheden van het geval de consument in juridische zin grof nalatig heeft gehandeld en de schade in beginsel voor zijn rekening en risico komt.
De commissie heeft vervolgens ten aanzien van het tweede incident geoordeeld dat de bank onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld jegens de consument en daarin aanleiding gezien om te oordelen dat een deel van de schade voor rekening van de bank komt. De vordering is gedeeltelijk toegewezen.
De commissie oordeelt dat gelet op de feiten en omstandigheden zoals deze zich hebben voorgedaan sprake is van grove nalatigheid aan de kant van de consument. Dit is een juridische term. Bij het eerste incident heeft de consument vreemden die hij via een online datingsite heeft gesproken binnengelaten waarbij de laptop openstond en de beveiligingscodes voor het internetbankieren en de pincodes van de betaalpassen op een papier stonden geschreven dat naast de laptop op tafel lag. Artikel 529 lid 1 van boek 7 BW bepaalt dat alle verliezen voor rekening en risico van de consument komen indien niet aan de voorwaarden van artikel 524 boek 7 BW is voldaan. De commissie constateert dat de consument zich niet heeft gehouden aan de voorschriften voor veilig bankieren. Ondanks dat de consument zich er niet bewust van was dat hij werd opgelicht heeft hij de oplichters in staat gesteld te beschikken over zijn betaalrekeningen. Hij heeft hiermee grof nalatig gehandeld. Te meer door het risico te nemen om mannen die hij op de chat van een (anonieme) datingsite heeft gesproken uit te nodigen in zijn woning waar zijn inloggegevens en pincodes op tafel lagen naast zijn laptop. Naar het oordeel van de commissie heeft de consument zich hierdoor in een situatie gebracht dat onbekenden van zijn bankgegevens gebruik hebben kunnen maken. De hieruit voortgekomen schade komt voor rekening en risico van de consument.
Ten aanzien van het tweede incident heeft de bank aangevoerd, dat uit haar bankadministratie blijkt dat een gesprek tussen de consument en een medewerker van de bank heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019 waarin de consument heeft aangegeven dat hij de nieuwe pincodes ook in huis had bewaard. Uit het proces-verbaal van de tweede aangifte van de consument volgt dat hij ten tijde van het tweede incident in de veronderstelling verkeerde dat de mannen het hem ten tijde van het eerste incident ontnomen tegoed zouden terughalen. Een van hen was bezig op de laptop van de consument. De consument heeft hier verder niet naar omgekeken. De consument heeft gesteld dat hij de pincodes en inloggegevens ten tijde van het tweede incident niet met de daders heeft gedeeld en hij niet
weet hoe zij deze hebben bemachtigd.
De bank heeft daartegen ingebracht dat er vanuit mag worden gegaan dat er sprake moet zijn geweest van een onvoldoende versluierde aantekening van de pincodes en de claim van de consument om die reden dient te worden afgewezen. Gelet op de stellingen van partijen overweegt de commissie allereerst dat het aan de bank is om te bewijzen dat sprake is van grove nalatigheid, maar op de consument een zogenaamde ‘verzwaarde stelplicht’ rust die
met zich meebrengt dat de consument tenminste enig inzicht dient te geven in de wijze waarop zijn gegevens in onbevoegde handen zouden kunnen zijn geraakt. Nu de consument daarin onvoldoende inzicht heeft gegeven, neemt de commissie aan dat de daders de pincode van de consument hebben verkregen doordat hij met grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 524 BW niet is nagekomen.
Het kan naar het oordeel van de commissie niet anders zijn dan dat de beveiligingscodes via de consument zijn verkregen althans in de woning zijn gevonden. Daarnaast heeft de consument, naar eigen zeggen, de daders vergezeld in hun tocht langs diverse pinautomaten. Een en ander leidt tot de conclusie dat de consument ook ten tijde van het tweede incident niet aan de veiligheidsvoorschriften van de bank heeft voldaan en zijn handelwijze, zoals in de wet is
bepaald, als grof nalatig is te kwalificeren.
De commissie overweegt als volgt. Gelet op de specifieke feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtkwestie, namelijk: het feit dat de bank bekend was met de feiten en omstandigheden van het eerste incident; het grote aantal transacties; het tijdsbestek waarbinnen de transacties zijn opgegeven;
de tijdstippen waarop de opnames zijn gedaan(veelal rond middernacht), het gebruik maken van het maximale verhoogde opnamelimiet van de betaalpassen en de contractuele bevoegdheid van de bank om opdrachten te weigeren (zie artikel 12 van de Voorwaarden Betaalrekening zoals opgenomen in de bijlage), oordeelt de commissie dat op de voet van artikel 529 lid 2 van boek 7 BW de aansprakelijkheid van de consument ten aanzien van het tweede incident dient te worden beperkt en stelt dit ex aequo et bono op 50% vast met als gevolg dat € 39.875,- voor vergoeding door de bank in aanmerking komt verhoogd met de
wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2019.
Bron: Kifid
Fintool: Vraag is in hoeverre een bank toch (meer) moet monitoren en tot hoe lang na een 1e incident?
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668