Onderschrijft u de conclusie van het Kadaster dat in de vier grote steden particuliere investeerders in de afgelopen tien jaar een kwart van de aangeboden woningen hebben gekocht en onderschrijft u voorts de conclusie van het Kadaster dat dit percentage, gemeten over heel Nederland, 15% is? 2) 3)
Antwoord op vraag 2
Ik onderschrijf beide conclusies. Het gaat hier om het aandeel aankopen van particuliere investeerders1 in alle woningtransacties. Hier zitten naast woningen die gekocht zijn van eigenaar-bewoners ook woningen bij die zijn gekocht van andere eigenaren zoals beleggers en woningcorporaties. Als enkel gekeken wordt naar de aankopen van eigenaar-bewoners gaat het om circa 13 procent in de vier grote steden en circa 7 procent in heel Nederland.
Bent u van mening dat het door u gekozen instrumentarium afdoende is om de problemen die nu door het opkopen van woningen door beleggers worden veroorzaakt te verhelpen? Zo ja, welke effecten verwacht u? Zo nee, welke extra maatregelen gaat u nemen?
Antwoord op vraag 11
Ik heb zowel maatregelen genomen die het voor beleggers minder aantrekkelijk maken om (koop)woningen op te kopen, waarmee ik de positie van starters ten opzichte van beleggers verbeter, als maatregelen die borgen dat huurders geen excessieve huurprijs(stijging) betalen.
Zo krijgen gemeenten met de opkoopbescherming de mogelijkheid om ervoor te kunnen zorgen dat in aangewezen gebieden goedkope en middeldure koopwoningen niet zomaar kunnen worden opgekocht voor de verhuur. Is per 1 januari de overdrachtsbelasting gedifferentieerd waardoor starters geen overdrachtsbelasting betalen en voor beleggers het tarief is verhoogd tot 8%. Ook heb ik een cap op de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel aangekondigd waardoor wordt voorkomen dat gereguleerde woningen door snel stijgende huizenprijzen sneller in het vrije huursegment terecht komen, terwijl ze daar langs andere maatstaven niet thuishoren. En is de jaarlijkse huurprijsstijging in de vrije sector voor drie jaar gemaximeerd op inflatie + 1 procent. Een deel van de hierboven genoemde maatregelen moet nog in werking treden waardoor starters, middeninkomens en huurders de voordelen van een deel van de maatregelen nog moeten gaan ervaren. Vooralsnog ben ik niet voornemens om aanvullende maatregelen te nemen.
Vraag 12
Deelt u de angst dat de opkoopbescherming die vanaf 1 januari van kracht wordt kan zorgen voor een ‘waterbedeffect’, waarbij beleggers zich gaan verplaatsen naar wijken en gebieden waar de opkoopbescherming niet geldt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord op vraag 12
Binnen een gemeente kunnen er gebieden zijn waar er door de opkoop van goedkope en middeldure koopwoningen door beleggers problemen ontstaan, terwijl er in andere gebieden geen problemen hoeven te ontstaan en/of er juist behoefte is aan een groter huursegment. Gezien het feit dat de opkoopbescherming een ingrijpend instrument is, is het de bedoeling dat gemeenten de opkoopbescherming alleen daar invoeren waar dat noodzakelijk is vanuit het oogpunt van schaarste aan goedkope en middeldure koopwoningen of vanwege de leefbaarheid. Met deze gebiedsgerichte aanpak wordt voorkomen dat de opkoopbescherming ingevoerd wordt in delen van de gemeente waar dit niet noodzakelijk is. Het zou kunnen voorkomen dat beleggers zich verplaatsen van gebieden waar een opkoopbescherming is ingevoerd naar naastgelegen gebieden waar de opkoopbescherming niet is ingevoerd. Dit hoeft niet direct te leiden tot schaarste- of leefbaarheidsproblemen in die gebieden. Als dat onverhoopt wel het geval is kan de gemeente ook in die gebieden een opkoopbescherming invoeren.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99