Wat zijn de opbrengsten per jaar voor de periode 2022-2026 en structureel indien de schenkingsvrijstelling eigen huis wordt afgeschaft?
Antwoord op vraag 4
Afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning is op zijn vroegst mogelijk per 2023. De opbrengsten van het afschaffen van deze regeling met ingang van 2023 zijn weergegeven in onderstaande tabel. De opbrengsten zijn afkomstig uit toekomstige schenkingen en nalatenschappen waardoor het structurele niveau na 20 jaar wordt bereikt.
Opbrengsten in mln. euro
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | struc | Jaar struc | ||
Schenkingsvrijstelling eigen woning afschaffen | |||||||
8 | 16 | 24 | 32 | 160 | 2042 |
Kunnen de budgettaire effecten per jaar en structureel worden gegeven indien de hypotheekrenteaftrek wordt afgeschaft?
Vraag 65
Wat is de opbrengst van het versneld afbouwen van de hypotheekrenteaftrek totdat deze volledig is uitgefaseerd in 2030? Welke factoren hebben invloed op de opbrengst?
Antwoord op vraag 6 en 65
De budgettaire effecten van het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek hangen allereerst af van het gekozen afbouwpad en jaar van afschaffing. Het aftrektarief wordt reeds afgebouwd tot 37,1 procent in 2023. Om de hypotheekrenteaftrek in zijn geheel uit te faseren in 2030 dient het aftrektarief vanaf 2024 dus met 5,3 procentpunt per jaar te worden verlaagd. In 2024 en 2025 levert dit respectievelijk 1 en 2,1 miljard euro op. De structurele opbrengst wordt geraamd op 6,6 miljard euro. Hierbij is aangenomen dat de volledige hypotheekschuld naar box 3 gaat vanaf 2030. Indien de schuld volledig buiten de fiscale behandeling blijft, is de opbrengst hoger. Andere factoren die van invloed zijn op de budgettaire effecten van uitfasering zijn onder andere de ontwikkeling van de (hypotheek)rente, huizenprijzen en aantal woningtransacties.
Hoeveel moe(s)ten zzp’ers vorig jaar, dit jaar en volgend jaar inleveren?
Antwoord op vraag 11
Het antwoord op de vraag naar de inkomensontwikkeling van zzp’ers hangt af van vele factoren, zoals het inkomen van de zelfstandige en de gezinssamenstelling. Ter illustratie geeft onderstaande tabel een overzicht van het inkomenseffect voor een alleenstaande zelfstandige zonder kinderen, bij vier verschillende inkomensniveaus. In deze berekening is alleen het effect van belastingen en toeslagen meegenomen. Schommelingen in de brutowinst, bijvoorbeeld als gevolg van de coronacrisis, hebben in potentie een veel groter effect op het besteedbare inkomen van ondernemers.
Kunt u voor de periode 2011-2022 per jaar aangeven met hoeveel de zorgpremie en het eigen risico zijn gestegen/zullen stijgen?
Antwoord op vraag 15
Hoeveel belastingbetalers vallen uitsluitend in het basistarief van de inkomstenbelasting (IB)?
Antwoord op vraag 27
In 2022 hebben ongeveer 13 miljoen belastingplichtigen een belastbaar inkomen groter dan 0, maar kleiner dan de grens van het basistarief van ruim 69.000 euro. Deze groep valt dus in het basistarief van de inkomstenbelasting.
Hoeveel belastingbetalers vallen in het toptarief van de IB?
Antwoord op vraag 28
In 2022 hebben ongeveer 1,2 miljoen belastingplichtigen een belastbaar inkomen van meer dan ruim 69.000 euro. Dit is de groep die valt in het toptarief van de inkomstenbelasting.
Hoeveel belastingbetalers hebben een inkomen van 150 duizend euro of meer?
Antwoord op vraag 30
In 2022 hebben ongeveer 130.000 belastingplichtigen een belastbaar inkomen van meer dan 150.000 euro.
Hoeveel kost het bouwen van een sociale huurwoning? Hoeveel huurwoningen kunnen er worden gebouwd wanneer de gehele opbrengst van de verhuurderheffing wordt aangewend voor het bouwen hiervan?
Antwoord op vraag 31
De bouw van een sociale huurwoningen kost ca 200 duizend euro (inclusief grondkosten, Staat van de corporatiesector 2020, Autoriteit woningcorporaties).
Kunt u voor de afgelopen 10 jaar aangeven hoe hoog de energienota was voor een gezin (dat gemiddeld 3.500 KWh aan stroom verbruikt en 1.500 m3 aan gas)?
Kunt u voor de grootste vijf pensioenfondsen aangeven wat een verschil van 1 procent rekenrente (omhoog of omlaag) voor gevolg heeft voor de dekkingsgraad en de mogelijkheden van pensioenindexatie?
Antwoord op vraag 38
Een stijging van de marktrente met 1% heeft een directe impact op zowel de bezittingen (via de renteafdekking) als verplichtingen van een pensioenfonds. Bij een stijging van de marktrente met 1% stijgt de dekkingsgraad van de grootste 5 pensioenfondsen met circa 14%-punt. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met het (indirecte) effect dat een renteverandering op onder andere aandelenprijzen kan hebben.
Bij een stijging van enkel de rekenrente met 1% − waardoor aan de verplichtingenkant van de balans afgeweken wordt van marktwaardering − stijgt de dekkingsgraad met 24%, terwijl de financiële werkelijkheid niet verandert. De financiële basis voor pensioenindexatie verandert dus ook niet. Die stijging met 24% wordt “op papier” gerealiseerd door vooruit te lopen op risicovol rendement dat in werkelijkheid niet is verdiend en mogelijk ook nooit verdiend gaat worden. Dat betekent dat een eventuele verhoging van de pensioenen die volgt uit de “op papier” hogere dekkingsgraad feitelijk wordt gefinancierd ten laste van de toekomstige pensioenen van de jongere deelnemers in het fonds. Dit is onwenselijk, omdat daarmee de pensioenopbouw van jongere generaties wordt ondergraven en de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel wordt aangetast.
Kunt u voor de gemiddelde verkoopprijs van een koopwoning aangeven in hoeverre deze zich verhoudt tot de gemiddelde stijging van het modale salaris? Kunt u hierbij aangeven hoe hoog een gemiddelde potentiële (maximale) hypotheek is bij een modaal salaris?
Antwoord op vraag 40
De ongewogen gemiddelde verkoopprijs van een bestaande woning is 402.000 euro (CBS, augustus 2021). Vijf jaar eerder was de ongewogen gemiddelde verkoopprijs 249.000 euro (CBS, augustus 2016). Dit is een stijging van ruim 60%, of een gemiddelde prijsstijging van ongeveer 10% per jaar. Het modale salaris in 2016 was 33.500 euro. In 2021 was het modale salaris 37.000 euro. Een stijging van ruim 10%, of een gemiddelde stijging van ongeveer 2% per jaar.
Een alleenstaande met een modaal salaris van 37.000 euro kan momenteel bij een hypotheekrente van 1,5% een maximale hypotheek krijgen van circa 165.000 euro (NHG-hypotheek met een rentevastperiode van 20 jaar). Voor tweeverdieners met beiden een modaal salaris is de maximale hypotheek circa 384.000 euro. De daling van de hypotheekrente werkt positief door in de leencapaciteit van huishoudens; mede hierdoor is de maximale hypotheek van een huishouden met een modaal inkomen in de afgelopen vijf jaar inkomen harder gestegen dan de inkomensontwikkeling.
Wat zijn de laatste ramingen ten aanzien van de zorgkosten in 2060?
Antwoord op vraag 72
Het RIVM laat in haar Toekomstverkenning zorguitgaven 2015-2060 zien dat de geschatte zorgkosten in 2060 op 291 miljard euro komen (2015 prijzen). Bij ongewijzigd beleid zullen de kosten gemiddeld met ongeveer 2,8 procent (reële groei) per jaar toenemen (waarvan 1,9 procentpunt volumegroei).
Met hoeveel zijn de zorgkosten reëel gestegen in euro’s en als percentage BBP in de afgelopen 10 jaar?
Antwoord op vraag 170
In onderstaande tabel staat de jaarlijkse groei van de netto uitgaven onder het BKZ/UPZ, het BBP en de zorguitgaven in percentages van het BBP.
Met hoeveel zijn de huizenprijzen de afgelopen 10 jaar (2011-2021) gestegen? Kunt u dit per jaar uitsplitsen?
Antwoord op vraag 197
De (nominale) Prijsindex Bestaande Koopwoningen (PBK) van het CBS/Kadaster was in januari 2011 het indexcijfer 111,6 en de meest recente beschikbare PBK voor augustus 2021 bedraagt 168,9. Dit is dus een stijging van 51,3%. De gemiddelde jaarlijkse prijsstijging van de index is volgens het CBS als volgt:
Welke risico’s ziet u voor groeiende vermogensongelijkheid en de financiële stabiliteit als gevolg van de langdurige stijgingen van huizenprijzen, aandelen en andere vermogenstitels? Wat ziet u voor oplossingen voor deze risico’s?
Antwoord op vraag 203
Als gevolg van de lage rente, het ingezette economisch herstel en het daarmee gepaard gaande positieve sentiment op financiële markten zijn de prijzen van vermogenstitels en vastgoed afgelopen tijd toegenomen. De mate waarin burgers hiervan mede profiteren kan sterk verschillen. Zo zorgen de sterke huizenprijsstijgingen van de afgelopen jaren ervoor dat huishoudens die al langer een woning bezitten hun (huizen)vermogen zien toenemen. Voor huishoudens die de woningmarkt nog moeten betreden wordt instappen in de huizenmarkt echter steeds moeilijker. Huishoudens die de afgelopen jaren er voor kozen hun vermogen niet enkel als deposito of spaarrekening – vrijwel niet renderend - aan te houden, maar tevens belegden in effecten, zagen hun vermogensrendement gemiddeld sterker groeien dan huishoudens die deze mogelijkheid niet hadden of daar niet voor kozen. Voor huishoudens die beleggen en/of een woning bezitten brengt de groei van vermogenstitels en huizenprijzen echter ook het risico van neerwaartse prijscorrecties met zich mee. Huishoudens die niet in vastgoed of effecten zijn gestapt, zijn daar in mindere mate aan blootgesteld.
Specifiek ten aanzien van de hypotheekschuld is er langere tijd een ontwikkeling gaande. In 2013 had nog circa 35 procent van de woningen een hogere hypotheekschuld dan de woningwaarde, en stond daarmee ‘onder water’. Dat had zijn weerslag op de Nederlandse economie. Het CPB heeft berekend dat huishoudens die onder water stonden in belangrijke mate bijdroegen aan de consumptiedaling in Nederland, waardoor de recessie verdiepte. Dit kabinet en voorgaande kabinet hebben belangrijke maatregelen genomen om overmatige hypotheekschulden te beperken, zoals de fiscale aflossingseis en de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Mede als gevolg van de economische krimp – hoewel ook huishoudens steeds meer zijn gaan lenen ten opzichte van hun inkomen - is in 2020 een einde gekomen aan de dalende trend van de schuldratio (schuld ten opzichte van bbp), die in 2012 was ingezet. De hypotheekschuld bedraagt op dit moment 94% van het bbp. De hoge hypotheekschuld van Nederlandse huishoudens – ook in internationaal vergelijk- blijft een kwetsbaarheid. Ook DNB geeft in het OFS aan dat de hoge schulden Nederlandse huishoudens en de economie kwetsbaar maken voor de gevolgen van een neerwaartse correctie op de huizenmarkt. Ook Nederlandse banken zijn hierdoor gevoelig voor de (indirecte) gevolgen van een huizenmarktcorrectie. Dit is ook de reden dat DNB in het OFS dit voorjaar een macroprudentiële maatregel aankondigde om banken weerbaarder te maken voor een eventuele prijscorrectie op de huizenmarkt.
Bent u het eens met het CPB dat het binnenlands beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en fiscaliteit een sterke rol speelt bij de stijging van huizenprijzen, en ziet u oplossingen dit aan te passen?
Antwoord op vraag 204
De ontwikkeling van de huizenprijzen wordt door een scala aan factoren gedreven waarvan ook beleid er een is. De lage rente drijft de waarde van vermogenstitels, waaronder woningen, op. Dit effect op huizenprijzen zou gemitigeerd kunnen worden indien het aanbod van woningen snel zou stijgen in reactie op hoge en stijgende prijzen. Ook de fiscaal gunstige behandeling van de eigen woning en eigenwoningschuld draagt bij aan hoge huizenprijzen. Het afbouwen van fiscale stimulansen voor de woningmarkt heeft een drukkend effect op de huizenprijzen.
Nieuwe woningen zijn echter niet van de ene op de andere dag gebouwd. Het ontwikkelen en uitwerken van plannen kost nu eenmaal tijd in een dichtbevolkt land als Nederland. Het kabinet
heeft de afgelopen jaren maatregelen genomen met als beoogd doel het aanbod van woningen (versneld) te vergroten. Zo heeft het kabinet zich ingezet om de plancapaciteit te verhogen, om de woningbouw door corporaties aan te jagen en zijn middelen beschikbaar gesteld om woningbouw te stimuleren. Het BMH-rapport ‘Ruimte voor wonen’ toont mogelijke additionele stappen die een volgend kabinet kan zetten. Zo kan worden overwogen een nationale woonagenda uit te zetten, in samenwerking met provincies, gemeenten en corporaties. Het is daarbij een optie dat de Rijksoverheid de medeoverheden ondersteunt bij het onrendabele deel van de publieke kosten bij woningbouw, zoals de infrastructurele kosten. Een efficiënte inzet van financiële middelen vereist wel dat geen andere knelpunten de bouwcapaciteit op de korte termijn beperken, anders ligt verdringing op de loer. Een duidelijke stip op de horizon over de bouwopgave en innovatie van het bouwproces kan helpen om de komende jaren de bouwcapaciteit te vergroten.
Ook op het afbouwen van fiscale stimulansen hebben dit kabinet en voorgaande kabinetten belangrijke stappen gezet door de invoering van de fiscale aflossingseis en door de maximale hypotheekrenteaftrek versneld af te bouwen tot circa 37 procent (tarief eerste schijf in box 1), met jaarlijkse stappen van 3 procentpunt (voorheen 0,5 procentpunt) tot en met 2023. Verschillende rapporten van bijvoorbeeld het CPB, DNB, de OESO, de ECB, het IMF en ambtelijke werkgroepen adviseren om in de toekomst het fiscale voordeel voor eigenwoningbezitters verder af te bouwen. Dit is echter aan het volgende kabinet.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668