De regering onderschrijft het belang van preventie. Voorliggend wetsvoorstel schaft collectiviteiten dan ook niet af. Zorgverzekeraars en collectiviteiten kunnen ook na de afschaffing van de collectiviteitskorting nog steeds (zorg)inhoudelijk afspraken maken over bijvoorbeeld preventie. Dergelijke afspraken blijven wenselijk.
Dit wetsvoorstel schaft de mogelijkheid tot het bieden van een korting op de premie van een basisverzekering aan een collectiviteit af. Reden voor het afschaffen van de korting is dat uit herhaaldelijk onderzoek is gebleken dat de doelstelling van de collectiviteitskorting – het mogelijk maken om gerealiseerde besparingen op de (zorg)kosten vanuit (zorg)inhoudelijke afspraken terug te geven aan de verzekerden in het collectief – niet bereikt wordt. In plaats daarvan wordt de collectiviteitskorting gefinancierd door een opslag op de premie voor alle verzekerden. De collectiviteitskorting is daarmee een sigaar uit eigen doos, waarbij verzekerden buiten een collectief meebetalen aan de korting voor verzekerden binnen het collectief.
Ook voor de gemeentepolis geldt, na herhaaldelijk onderzoek, dat de doelstelling van de collectiviteitskorting niet behaald wordt en dat de collectiviteitskorting dus niet gefinancierd wordt door besparingen op de (zorg)kosten. De premie wordt eerst verhoogd om deze verhoging vervolgens aan sommigen terug te geven alsof het een korting is. De korting verschilt sterk tussen verschillende soorten collectiviteiten.
Afschaffing van de collectiviteitskorting hoeft zeker niet te betekenen dat de gemeentepolis verdwijnt. Het blijft voor gemeenten en zorgverzekeraars mogelijk om een gemeentepolis overeen te komen, waarbij de gemeente een premiebijdrage kan verstrekken en de zorgverzekeraar een premiekorting op de aanvullende verzekering. Verder is de gemeentepolis één van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten om bijvoorbeeld afspraken te maken over armoede, schulden en het tegengaan van ongewenste zorgmijding. De gemeentepolis is doorgaans vrij uitgebreid en dus ook relatief duur. Voor mensen die weinig zorgkosten verwachten te maken is dit dus niet per definitie de best passende oplossing.
Na de afschaffing van de collectiviteitskorting kunnen zorgverzekeraars en collectiviteiten nog steeds (zorg)inhoudelijk afspraken maken over bijvoorbeeld verzuimreductie, re-integratie en duurzame inzetbaarheid. Dit kunnen voor verzekerden interessante afspraken zijn. Daarnaast mogen zorgverzekeraars nog een collectiviteitskorting verstrekken op de aanvullende verzekering en de aanvullende verzekering toespitsen op de zorgbehoefte en voorkeuren van de doelgroep van de collectiviteit. Dit maakt de collectiviteit mogelijk tot een interessante optie voor verzekerden. Daarnaast blijft het voor een collectiviteit mogelijk om een bijdrage te verstrekken in de premie voor de zorgverzekering.
Ook bij de aanvullende verzekering zou sprake kunnen zijn van kruissubsidiëring, maar de markt voor aanvullende verzekeringen is gebaseerd op een vrije markt. Het staat zorgverzekeraars vrij om premiedifferentiatie (bijvoorbeeld via differentiatie in een verstrekte collectiviteitskorting) toe te passen voor de aanvullende verzekering.
Het is positief dat het aantal collectiviteiten in de periode 2016-2020 is afgenomen. Desalniettemin blijft het aanbod met 47.000 collectiviteiten (zeer) groot en de gemiddelde omvang van 232 deelnemers per collectiviteit (zeer) klein.
Voor werkgevers blijven er, zowel binnen als buiten de collectiviteiten, mogelijkheden om extra’s af te spreken. Allereerst blijft de mogelijkheid voor werkgevers en zorgverzekeraars gewoon bestaan om na afschaffing van de collectiviteitskorting inhoudelijke afspraken maken. Er zijn verschillende instrumenten om de collectiviteit aantrekkelijk te houden voor werknemers. De korting op de aanvullende verzekering blijft bestaan en daarnaast bevat de aanvullende verzekering ruimte om maatwerk te creëren voor de specifieke werknemersdoelgroep. Werkgevers mogen verder een premiebijdrage verstrekken om werknemers zo te stimuleren zich aan te sluiten bij het collectief. Daarnaast blijven er ook buiten de collectiviteiten mogelijkheden voor werkgevers om in samenwerking met zorgverzekeraars duurzame inzetbaarheid te bevorderen.
Na de afschaffing van de collectiviteitskorting verdwijnt de opslag waarmee zorgverzekeraars de premie verhogen om de collectiviteitskorting te verstrekken. Dit betekent dat verzekerden zonder collectiviteit of degenen met een relatief lage collectiviteitskorting niet langer meebetalen aan (hogere) collectiviteitskortingen van andere verzekerden. Het kan wel zo zijn dat de premie stijgt, vanwege bijvoorbeeld een toename van de zorgkosten. Er kan dus niet worden gesteld dat mensen met een individuele polis of een lage collectiviteitskorting minder gaan betalen dan zij op dit moment doen. Wel kan worden gesteld dat zij niet langer worden geconfronteerd met een premieopslag om de collectiviteitskorting (voor henzelf en) anderen te financieren.
Het is het voornemen de collectiviteitskorting met ingang van 1 januari 2023 af te schaffen. Het streven hierbij is dat dit wetsvoorstel halverwege 2022 is aangenomen door beide kamers der Staten-Generaal en is gepubliceerd. Zorgverzekeraars en collectiviteiten (waaronder werkgevers) hebben dan voldoende tijd om hun overeenkomsten met betrekking tot de collectiviteitskorting aan te passen en verzekerden te informeren.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668