In het licht van de stellingen van eiser zijn met name de discriminatieverboden zoals neergelegd in internationale verdragen, in het bijzonder artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR, van belang. Deze bepalingen verbieden niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar alleen de gevallen die als discriminatie moeten worden beschouwd omdat een redelijke en objectieve rechtvaardiging ervoor ontbreekt. Dit betekent dat alleen sprake is van discriminatie als het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft of als er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel.
Op fiscaal gebied heeft de wetgever in het algemeen een ruime beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en als dit zo is, of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen toch verschillend te behandelen. Indien het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst, dient het oordeel van de wetgever daarbij te worden geëerbiedigd, tenzij het van redelijke grond ontbloot is.
Uit de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet differentiatie overdrachtsbelasting) (MvT), kan worden opgemaakt dat de wetgever met de introductie van de startersvrijstelling heeft beoogd de positie van koopstarters op de woningmarkt te verbeteren. Ook kunnen uit deze MvT de overwegingen voor het hanteren van een leeftijdsgrens van 35 jaar worden opgemaakt.
In de MvT is hierover onder meer opgenomen, dat uit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de starters behoort tot de categorie tussen de 25 en 35 jaar. Met de gekozen leeftijdsgrenzen van meerderjarig en jonger dan 35 jaar, is aangesloten bij deze leeftijdsgrens voor de meest actieve koopstarters. Bij het hanteren van de definitie gebaseerd op leeftijd, valt 73% van de doelgroep (personen die nooit eerder een woning hebben verkregen) onder de doelgroep. Gezien de grote urgentie om de groep starters op de koopwoningmarkt te helpen, maar ook de uitdagingen ten aanzien van de uitvoerbaarheid, heeft de wetgever dit percentage voldoende geacht en de gekozen definitie als proportioneel en subsidiair beoordeeld. Volgens de wetgever kan het doel op deze wijze het beste worden bereikt.
Niet kan worden gezegd dat de in opgenomen veronderstellingen zo weinig voor de hand liggen dat zij evident onredelijk zijn. Dit brengt mee dat de leeftijdsgrens berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat zij evident van iedere redelijke grond is ontbloot, althans dat er niet een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaat. De wetgever heeft daarom met de gestelde leeftijdsgrens de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99