In 2019 heeft belanghebbende met [verzekeringsmaatschappij] een vaststellingsovereenkomst afgesloten. Daarin is overeengekomen dat belanghebbende de klacht intrekt en tegen finale kwijting, een brutobedrag van € 14.000 ontvangt. Overeengekomen was voorts dat eventuele fiscale gevolgen van de uitbetaling voor rekening en risico van belanghebbende komen. Blijkens de “bijlage loongegevens” heeft [verzekeringsmaatschappij] € 11.550 aan belanghebbende betaalt (de eenmalige uitkering), hierover is € 2.166 aan loonheffingen ingehouden.
In de aangifte IB/PVV over het jaar 2019 is € 24.085 als belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven. De eenmalige uitkering is hier niet in begrepen.
Herziene aangifte
De inspecteur is afgeweken van de ingediende aangifte en heeft de definitieve aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.635, met inbegrip van de eenmalige uitkering. Dit heeft erin geresulteerd dat het toetsingsinkomen van belanghebbende (ook) is gewijzigd en hij de eerder ontvangen voorschotten zorgtoeslag moest terugbetalen.
Vanwege expiratie van de verzekering kon in het onderhavige geval geen sprake meer zijn van een verhoging van de termijnen van lijfrenten, om welke reden de tegemoetkoming is gedaan in de vorm van een eenmalige uitkering. De eenmalige uitkering vervangt daarmee de gederfde (hogere) termijnen van lijfrenten en behoort ingevolge artikel 3.102 van de Wet IB tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen die naast de termijnen van lijfrenten op grond van artikel 3.100 van de Wet IB belastbaar zijn. Dat de eenmalige uitkering zelf niet een periodiek karakter heeft, doet aan de toepasselijkheid van artikel 3.102 van de Wet IB niet af. Ook een afkoopsom van een recht op periodieke uitkeringen is op grond van dat artikel belast.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de eenmalige uitkering terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende is gerekend.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99