Op 3 januari 2011 zijn aannemingsbedrijf [aannemer] B.V. (hierna: ‘[aannemer]’) en O. B.V. elk voor één vierde deel economisch eigenaar van de woning geworden. [V] Vastgoed had vanaf dat moment de volledige juridische eigendom en was voor twee vierde deel tevens economisch eigenaar.
Op of omstreeks 17 april 2014 is de woning in opdracht van [V] Vastgoed door Makelaardij [A] van F. verwijderd en vanaf dat moment heeft Makelaardij [A] geen bemiddelingsactiviteiten meer verricht.
Bij notariële akte van 14 augustus 2014 heeft [V] Vastgoed het volledige juridisch eigendom en twee/vierde deel van het economisch eigendom van de woning verkocht en geleverd aan O. B.V. De koopsom bedroeg € 295.000,-.
Het verweer dat de overeenkomst door opzegging is beëindigd is een bevrijdend verweer. Ten aanzien daarvan rusten op [V] Vastgoed de stelplicht en bewijslast. [V] Vastgoed heeft haar stelling, tegenover de betwisting daarvan door Makelaardij [A], niet onderbouwd. Zij heeft ook geen voldoende gespecificeerd en terzake dienend bewijs aangeboden, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Aldus is de juistheid van haar stelling niet vast komen te staan. Het moet er daarom verder voor worden gehouden dat de overeenkomst in april 2014 niet tussentijds is beëindigd, zodat deze ten tijde van de verkoop en levering van de woning aan O. B.V. nog tussen partijen gold.
Tussen partijen is in geschil of de courtage op grond van de bemiddelingsovereenkomst moet worden berekend over de gehele aan [V] Vastgoed en [aannemer] door O. B.V. betaalde koopsom, dan wel alleen over het daarvan aan [V] Vastgoed toekomende deel.
Naar het oordeel van het hof moet van het laatste worden uitgegaan. Niet (voldoende) betwist is dat [V] Vastgoed voor de overdracht van de juridische eigendom en haar 1/4 deel van de economische eigendom € 147.500 heeft ontvangen en mede-verkoper [aannemer] voor haar deel van de economische eigendom eveneens € 147.500,-. Makelaardij [A] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen oordelen dat onder ‘koopsom’ in de bemiddelingsovereenkomst redelijkerwijs mede is begrepen het bedrag dat de koper betaalt voor de afkoop/verkrijging van (‘economische’) aanspraken van derden met betrekking tot de woning. De courtage moet derhalve uitsluitend worden berekend over de in verband met de verkoop aan [V] Vastgoed verrichte betaling.
Het Hof veroordeelt [V] Vastgoed tot betaling aan Makelaardij [A] van €1.784,74 (€147.500 x 1% x 1,21 = €1.784,74).
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99