Op de kredietovereenkomst is titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, aangezien het een consumentenkredietovereenkomst betreft die op of na 1 januari 2017 tot stand is gekomen en die niet van het toepassingsgebied van deze titel is uitgesloten. Artikel 7:77 BW bepaalt het volgende:
1. Niet zijn toegelaten bedingen waarbij:
a. (…)
b. (…)
c. vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:
1° de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen, (…)”
Op grond van dit artikel kan in geval van wanbetaling enkel rechtsgeldig door de kredietgever worden bedongen dat het uitstaande saldo bij een kredietovereenkomst als hier aan de orde ineens kan worden opgeëist indien de kredietnemer, die gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen.
De kantonrechter constateert dat in artikel 6 en 8 van de door kredietverstrekker overgelegde voorwaarden ten onrechte wordt aangehaakt bij het aantal termijnen dat niet is betaald, terwijl art. 7:77 BW voor een toelaatbare vervroegde opeisbaarheid aanhaakt bij het aantal maanden dat de kredietnemer achterstallig is in de betaling van een vervallen termijn.
Dat betekent dat in dit geval, waar in maandelijkse termijnen moet worden afgelost, de kredietnemer volgens het overeengekomen opeisingsbeding achterstallig kan zijn in de betaling van twee vervallen termijnbedragen zonder - conform art. 7:77 lid 1 aanhef en onder c sub 1 BW - twee maanden achterstallig te zijn in de betaling van een vervallen termijnbedrag. Een opeisingsbeding zoals door kredietverstrekker gehanteerd is, is te ruim en op grond van art. 7:77 aanhef en onder c sub 1 BW nietig.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering, die is gegrond op het nietige opeisingsbeding, niet kan worden toegewezen. Opeising zonder geldig opeisingsbeding, zoals hier aan de orde, is namelijk niet mogelijk. Het is wel mogelijk nakoming van de kredietovereenkomst te vorderen of de kredietovereenkomst te beëindigen door een ontbindingsvordering in te stellen op de voet van art. 7:82 BW, maar zo’n grondslag voor de vordering is door kredietverstrekker niet gesteld en is ook niet gebleken.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668