Een tegenbewijsregeling invoeren met de Overbruggingswet box 3 zou de facto een heffing op basis van het werkelijke rendement inhouden voor belastingplichtigen die hiervan gebruik willen maken. Hiervoor ontbreken nu duidelijke kaders voor het meenemen van niet alleen het directe rendement maar ook het indirecte rendement en de hiervan aftrekbare kosten. De introductie van een tegenbewijsregeling vergt dan ook te veel van de uitvoering door de Belastingdienst en het doenvermogen van burgers. Ook beschikt de Belastingdienst niet over voldoende contra-informatie om een en ander te kunnen controleren. Op dit moment een tegenbewijsregeling invoeren wordt daarom niet mogelijk geacht.
In box 3 wordt het nominale rendement belast, daarin speelt inflatie geen rol. Ook de Hoge Raad heeft in de berekening van het rendement van de bezwaarmaker in het Kerstarrest geen rekening gehouden met inflatie. Wel wordt de hoogte van het heffingvrije vermogen jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de inflatie.
Het is technisch mogelijk rekening te houden met inflatie. Dat sluit aan bij het draagkrachtbeginsel. De nadelen zijn extra complexiteit en een lagere belastingopbrengst, die budgettair gedekt moet worden.
Wat vindt de staatssecretaris van de door de Hoge Raad geformuleerde vuistregel dat een forfait maximaal 25% mag afwijken van de werkelijkheid?
De arresten waarin de Hoge Raad dit inderdaad heeft geoordeeld zien op toeristenbelasting en verordeningen die voortvloeien uit de Gemeentewet. Voor box 3 is nooit een dergelijk arrest gewezen. Hiervoor werd namelijk gekeken of sprake was van een individuele en buitensporige last, waarbij naar de gehele financiële situatie van een belastingplichtige werd gekeken. De door de genoemde leden aangehaalde vuistregel van 25% bestaat in het kader van box 3 dan ook niet.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99