Neem nu een abonnement op Fintool.nl
De betrouwbare vraagbaak voor financiële dienstverleners.
Abonneren Bekijk alle diensten
10 feb 2023 Nieuws

Kamerbrief over toekomstig box 3-stelsel

Staatssecretaris Van Rij gaf antwoord op vragen over het toekomstige box 3-stelsel. Daarnaast gaat de staatssecretaris in op een aantal toezeggingen die hij bij de behandeling van het Belastingplan 2023 deed.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Planning

..
Verwachte publicatie in het Staatsblad               (Uiterlijk) December 2024
Gewenste inwerkingtreding wetgeving                 Per 1 januari 2026

Meer categorieën onderscheiden

In de Overbruggingswet box 3 worden drie categorieën onderscheiden: banktegoeden, spaartegoeden en deposito’s (banktegoeden), overige bezittingen en schulden. Door meer categorieën te onderscheiden met elk een eigen forfaitair rendementspercentage komt het forfaitaire rendement gemiddeld dichter bij het werkelijke rendement.

Obligaties (pagina 5, pdf vragen toekomstig box 3 stelsel)

Verkend is een nadere uitsplitsing van de categorie effecten.
Beleggingen in obligaties leveren gemiddeld een lager rendement op dan aandelen.
In de praktijk is het onderscheid meer geleidelijk. Er zijn ook obligaties met een relatief hoog risico en (verwacht) rendement en aandelen met een laag risico en (verwacht) rendement. Een simpel voorbeeld van een aandeel met een laag risico en rendement is een aandeel in een fonds met alleen staatsobligaties.

Met een afzonderlijk forfait voor obligaties en een afzonderlijk forfait voor aandelen zou daarom gemiddeld beter bij het werkelijke rendement kunnen worden aangesloten. Complicerende factor is dat veel belastingplichtigen beleggen in beleggingsfondsen, die kunnen zijn samengesteld uit onder andere aandelen, onroerend goed en ook obligaties. Of een nader onderscheid in de categorie effecten mogelijk is, moet verder worden verkend met financiële instellingen. Dit valt of staat bij heldere definities van subcategorieën die bij voorkeur aansluiten bij de informatie waar financiële instellingen over beschikken.

VvE (pagina 6, pdf vragen toekomstig box 3 stelsel)

Een aparte behandeling voor het aandeel van belastingplichtigen in een vereniging van eigenaars (VvE) en voor geld op een derdenrekening bij een notaris. Deze vermogensbestanddelen vallen in de Overbruggingswet box 3 onder de categorie overige bezittingen. Als de VvE het geld voor onder andere toekomstig onderhoud op een spaarrekening zet, is het rendement echter naar verwachting vergelijkbaar met banktegoeden. Het is wel goed om te realiseren dat VvE’s afhankelijk van hun reglement ook een deel van het vermogen kunnen beleggen. Het aandeel van de belastingplichtige in een VvE zal de belastingplichtige zelf moeten aangeven. Ook geld op een derdenrekening bij een notaris past qua rendement beter bij banktegoeden. Ook dit vermogensbestanddeel moet de belastingplichtige zelf aangeven.

D.
Meerdere peildata hanteren (pagina 8, pdf vragen toekomstig box 3 stelsel)

In een forfaitair stelsel kan peildatumarbitrage optreden. Belastingplichtigen zouden vlak voor de peildatum vermogensbestanddelen met een hoog forfaitair rendement (bijvoorbeeld aandelen) kunnen verkopen en de opbrengst tijdelijk op een spaarrekening kunnen zetten met een laag forfaitair rendement. Na de peildatum kunnen van het spaargeld weer aandelen worden gekocht. Om deze reden is door de Overbruggingswet box 3 een anti-peildatumarbitragebepaling opgenomen in de Wet IB 2001.
Meer verschillende forfaits zouden peildatumarbitrage voor sommige belastingplichtigen aantrekkelijker kunnen maken. De verschillen tussen de forfaitaire rendementspercentages kunnen groter worden. De mate waarin het arbitragerisico zich voordoet is afhankelijk van de verschillen tussen de forfaits en de kosten en risico’s die zijn verbonden aan het verkopen van een hoogrenderend vermogensbestanddeel voor de peildatum en het opnieuw aankopen na de peildatum. Arbitrage met onroerende zaken zal zich vermoedelijk niet voordoen. Ook zou de drempel voor een tijdelijke overstap van bijvoorbeeld aandelen in beleggingsfondsen naar obligaties kleiner kunnen blijken dan de overstap van aandelen naar spaargeld.
Overwogen zou kunnen worden om meerdere peildatums per jaar te hanteren, bijvoorbeeld elke maand of elk kwartaal. Dat zou arbitrage minder aantrekkelijk maken. Als per peildatum een forfaitair rendement wordt toegepast kan het werkelijke rendement beter worden benaderd. Een nadeel is dat dit leidt tot een toename van gegevens in de aangifte inkomstenbelasting (12 respectievelijk 4 maal zoveel) en het inrichten van (grote) nieuwe gegevensstromen zowel bij de Belastingdienst (IV-inspanning) als bij de financiële instellingen om zoveel mogelijk te kunnen voorinvullen en achteraf toezicht te kunnen houden. Ook zullen belastingplichtigen de gegevens die niet door financiële instellingen geleverd (kunnen) worden, voor meerdere momenten per jaar (per maand of per kwartaal) zelf moeten invullen. Dat betekent een groter beroep op het doenvermogen en extra foutkansen in de aangifte.
Bij het gebruik van meerdere peildatums zou de bestaande anti-arbitragebepaling – kortgezegd dat bepaalde transacties binnen drie maanden rond om de peildatum kunnen worden genegeerd – worden aangepast of afgeschaft. Die bepaling is dan immers naar verwachting niet meer proportioneel. Handhaven van die bepaling zou een te grote inbreuk zijn op het recht van belastingplichtigen om met hun geld te doen wat zij zelf willen.

 

Advies landsadvocaat over vermogensaanwasheffing (zie download)

Advies van de landsadvocaat over de juridische risico’s en houdbaarheid, in het licht van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 14 EVRM, van 3 opties voor een vermogensaanwasheffing over het indirecte rendement op onroerende zaken.

Fiche 44 - Brede vermogensbelasting box 1, 2 en 3 (zie download)

Dit fiche behandelt een brede vermogensbelasting met een vrije voet per persoon van 1 miljoen euro: een miljonairsbelasting. De grondslag bestaat in beginsel uit het vermogen in box 1, box 2 en box 3.

 

Bron: Rijksoverheid

 

 

Bron: Rechtspraak.nl

Lees ook…

Rekenmodel Box 3 vermogensrendementsheffng BP2023

De vermogensrendementsheffing werd eerst op basis van vooraf vastgestelde fictieve rendementen vastgesteld. Met de uitspraak van de Hoge Raad en 'herstelwetgeving' is er gedurende de overgangsperiode een afwijkende methodiek. Zie rekenmodel.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

10 feb 2023

Laatst gewijzigd

10 feb 2023

Adresgegevens

Fintool

Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668

Fintool bv © 2003/2024. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.